In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een huurster, en gedaagde, de verhuurder, over de status van zonwering in een huurwoning. Eiseres vorderde dat de zonwering als onroerend zou worden aangemerkt, zodat gedaagde geen servicekosten voor het gebruik ervan in rekening mocht brengen. Eiseres stelde dat de zonwering een geïntegreerd onderdeel van de woning was, dat niet zonder schade kon worden verwijderd. Gedaagde betwistte deze stelling en voerde aan dat de zonwering roerend was en zonder schade kon worden verwijderd.
De kantonrechter heeft de feiten en de processtukken in overweging genomen. Het oordeel van de rechter was dat de zonwering niet als onroerend kon worden aangemerkt. De rechter oordeelde dat de zonwering eenvoudig kon worden verwijderd zonder dat er schade aan de woning zou ontstaan. Bovendien werd vastgesteld dat de zonwering niet als een bestanddeel van de woning kon worden beschouwd, omdat de woning zonder de zonwering nog steeds als compleet kon worden gebruikt.
De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover het de veroordeling betreft, en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.