ECLI:NL:RBROT:2015:5236
Rechtbank Rotterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar India
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die op 24 april 2015 aan eiser was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Y. Tamer, heeft verzocht om schadevergoeding en stelde dat er geen zicht op uitzetting naar India binnen een redelijke termijn zou zijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 16 juli 2015 gehouden, waarbij zowel eiser als verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs. K.E. van der Lugt, aanwezig waren. Na het schorsen van het onderzoek om verweerder de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken, is de zaak op 21 juli 2015 gesloten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beroepsgrond van eiser, dat er geen zicht op uitzetting naar India zou zijn, niet houdbaar was. De door verweerder overgelegde informatie toonde aan dat er in 2015 nog steeds laissez-passer (lp) aanvragen werden verstrekt aan vreemdelingen uit India. De rechtbank concludeerde dat, bij voldoende medewerking van eiser, er geen grond was om te oordelen dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbrak.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak is geregistreerd onder AWB 15-12846.