ECLI:NL:RBROT:2015:5236

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
AWB 15-12846
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar India

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die op 24 april 2015 aan eiser was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Y. Tamer, heeft verzocht om schadevergoeding en stelde dat er geen zicht op uitzetting naar India binnen een redelijke termijn zou zijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 16 juli 2015 gehouden, waarbij zowel eiser als verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs. K.E. van der Lugt, aanwezig waren. Na het schorsen van het onderzoek om verweerder de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken, is de zaak op 21 juli 2015 gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beroepsgrond van eiser, dat er geen zicht op uitzetting naar India zou zijn, niet houdbaar was. De door verweerder overgelegde informatie toonde aan dat er in 2015 nog steeds laissez-passer (lp) aanvragen werden verstrekt aan vreemdelingen uit India. De rechtbank concludeerde dat, bij voldoende medewerking van eiser, er geen grond was om te oordelen dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbrak.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak is geregistreerd onder AWB 15-12846.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 15/12846, V-nummer: [-]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2015 in de zaak tussen

[X], eiser,

gemachtigde: mr. Y. Tamer,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. K.E. van der Lugt.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de op 24 april 2015 aan hem opgelegde maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2015. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Nadat verweerder van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt, eiser hierop heeft gereageerd en beide partijen de rechtbank toestemming hebben gegeven om deze zaak verder buiten zitting af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek op 21 juli 2015 gesloten.

Overwegingen

1. De beroepsgrond dat zicht op uitzetting naar India binnen redelijke termijn ontbreekt, faalt.
Eiser is op 26 mei 2015 in persoon gepresenteerd bij de autoriteiten van India, naar aanleiding waarvan de laissez-passer (lp) aanvraag van eiser in onderzoek is genomen.
Uit de door verweerder overgelegde informatie volgt dat in de periode van 1 september 2013 tot 18 augustus 2014 vijf lp’s zijn verstrekt door de Indiase autoriteiten. In vier gevallen was ter onderbouwing van de aanvraag (kopie-)documentatie aanwezig. De gemiddelde doorlooptijd betrof circa vijf maanden. In de periode van 18 augustus 2014 tot 31 januari 2015 zijn drie lp’s afgegeven door de Indiase autoriteiten. In twee gevallen was ter onderbouwing van de aanvraag (kopie-)documentatie aanwezig. De gemiddelde doorlooptijd betrof circa drie maanden. In 2015 zijn drie lp’s toegezegd door de Indiase autoriteiten. In alle gevallen was (kopie-)documentatie aanwezig. Informatie over de doorlooptijden over deze periode is nog niet bekend, aldus verweerder.
Gelet op voornoemde informatie bestaat geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn, bij voldoende medewerking van eiser, ontbreekt.
2. Het beroep is ongegrond.
3. Er is geen grond voor schadevergoeding.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Wegman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.