ECLI:NL:RBROT:2015:5233
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de toekenning van een waarnemingstoelage aan medewerkers van de politie
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Korpschef van politie en zeven eisers, die allen werkzaam zijn als Medewerker Gegevensverwerking. De eisers hebben verzocht om toekenning van een waarnemingstoelage, omdat zij van mening zijn dat zij sinds 1 januari 2012 werkzaamheden verrichten die behoren bij een hogere functie, namelijk die van Recherche Assistent Informatieverwerking. De Korpschef heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot een beroep van de eisers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet tijdelijk bij wijze van waarneming de werkzaamheden verrichten die bij de hogere functie horen, zoals vereist in artikel 17, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp). De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van de eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor waarneming, omdat er geen sprake is van een tijdelijk karakter van de uitoefening van de werkzaamheden. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken, waaruit blijkt dat de eisers niet kunnen worden gevolgd in hun stelling dat zij feitelijk een hogere functie vervullen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit van de Korpschef in stand blijft en dat de beroepen van de eisers ongegrond worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.