Wij stellen een gefaseerde aanpak voor, waarbij in eerste instantie ondergetekende door
middel van een bureaustudie een zo volledig mogelijk antwoord zal geven op de vragen 1
en 2. Op basis daarvan kan bepaald worden of nader onderzoek nodig is en wat daarvan de
kosten zullen zijn. (…)”
2.1
Fugro heeft op 8 februari 2010 een rapport uitgebracht naar aanleiding van de toen verrichte bureaustudie. De conclusie daarvan is, kort samengevat, dat geen causaal verband bestaat tussen de zandwinning en de schade aan het pand.
Het rapport vermeldt voor zover thans van belang als volgt:
“’
(…):
Antwoord op vraag 1
Naar de mening van ondergetekende is de schade aan pand [adres] niet veroorzaakt
door de zandwinning. De afstand tussen de insteek van de zandwinning en het pand is
daarvoor te groot.
Bij een zandwinning zoals hier is uitgevoerd, kan onder bepaalde omstandigheden een
zogenaamde oeverinscharing ontstaan. Dat wil zeggen het afschuiven van een deel van de
oever van de zandwinplas. Dit kan optreden bij een onjuiste werkwijze, bijvoorbeeld het te
diep steken van de zuigbuis en/of het toepassen van een te steil talud onder water. Bij de
zandwinning van. 2001-2003 heeft volgens de stukken een dergelijke oeverinscharing niet
plaatsgevonden.
Bovendien reikt een dergelijke oeverinscharing veelal hooguit 50 â 60 m het land in. In een
enkel geval is wel eens een afstand van circa 90 m opgetreden. Dat betekent dat in de
huidige situatie de Lecksdijk zelf wel beschadigd zou kunnen zijn als er een oeverinscharing
zou zijn opgetreden maar het pand 22, dat meer dan 625 m uit de oever van de Vettenbroek
ligt, zeker niet.
Door de heer [eiser] wordt geopperd dat er ondergrondse kanalen lopen, waarvan het
natuurlijke evenwicht verstoord zou zijn door de zandwinning in de Vettenbroek. Deze
verstoring van het evenwicht zou dan geleid hebben tot verzakkingen van de boerderij en de
brug. Met de ondergrondse kanalen doelt de heer [eiser] waarschijnlijk op doorlatende
zand- en mogelijk grindlagen in de ondergrond, waarin horizontale waterstroming optreedt.
Dergelijke grondwaterstroming kan zich over een groot gebied manifesteren. Daarbij treedt
echter geen grondtransport op. Het grondwater stroomt met een zeer lage snelheid door de
poriën van het korrelskelet, zonder dat zandkorrels worden meegevoerd. Schade aan
funderingen, aangebracht in of boven de zandlaag kan derhalve niet worden toegeschreven
aan de hier bedoelde grondwaterstromingen.
Ook de diepe grondwaterstand, de zogenaamde freatische grondwaterstand, is niet
verstoord door de zandwinning. Het is een zeer waterrijk gebied waarbij tussen de
Vettenbroek en het pand verschillende waterpartijen aanwezig zijn, namelijk de plas
s-Gravenkoop, de Kerfwetering en diverse sloten. De freatische grondwaterstand op de
locatie wordt in hoge mate bepaald door de waterstand in deze aangrenzende waterpartijen.
Bovendien vertoonde de waterstand in de Vettenbroek tijdens de periode van zandwinning
slechts een geringe fluctuatie, die vergelijkbaar is met de normale jaarlijkse fluctuaties.
Antwoord op vraag 2
De meest waarschijnlijke oorzaak van de opgetreden schade is volgens ondergetekende het
zakken van de fundering door (tijdelijke) uitdroging van de toplagen. In de rapportage van
[bedrijf1] wordt deze mogelijke oorzaak ook al genoemd, met een verwijzing
naar de zeer droge zomerperiode in juli t/m september 2003.
Bij een ondiepe fundering, een zogenaamde fundering op staal, leidt uitdroging van de
toplagen tot samendrukking van grondlagen en daarmee tot zetting van de fundering. Daarbij kan scheurvorming ontstaan als ongelijkmatige zetting ontstaat door een verschil in belasting
en/of samenstelling van de ondergrond.
Bij een paalfundering kan uitdroging van toplagen leiden tot extra belasting op de palen in
de vorm van negatieve kleef. De extra belasting leidt tot zakking van de palen. Aangezien
dergelijke zakking vaak ongelijkmatig is zal ook daarbij schade aan de constructie kunnen
ontstaan.
Eventueel vervolgonderzoek
Naar de mening van ondergetekende is geen vervolgonderzoek nodig aangezien de
zandwinning niet als oorzaak van de schade aan pand [adres] kan worden aangemerkt.
Mocht er evenwel bij een van de partijen behoefte bestaan de oorzaak van de schade nader
vast te stellen, dan is onderzoek op de locatie benodigd, bestaande uit:
• grondonderzoek ter bepaling van de bodemopbouw ter plaatse (enkele sonderingen en
een boring)
• meting van de freatische grondwaterstand en de stijghoogte in de onderliggende
zandlaag gedurende bijvoorbeeld een jaar
• onderzoek aan de fundering van de boerderij en de brug (type fundering, afmetingen,
diepte, staat) in combinatie met het verzamelen van archiefgegevens over de boerderij
en de brug
• eventueel (…).
De bijbehorende bureauwerkzaamheden zouden naast de begeleiding van de
veldwerkzaamheden moeten bestaan uit:
• opstellen van een gewichtsberekening van de boerderij en de brug
• analyse en evaluatie van de onderzoeks- en berekeningsresultaten
• opstellen rapportage en advies.(…)”
2.11
([persoon1] namens) het Consortium en [persoon3] hebben vervolgens afgesproken dat Fugro een vervolgrapport zou uitbrengen en daartoe fysiek onderzoek ter plaatse zou doen. De vraagstelling is daarbij niet aangepast, wel zijn afspraken over de additionele kosten gemaakt.
2.12
[eiser] heeft aan Fugro op diens verzoek nadere stukken, onder meer bouwtekeningen van het pand, ter beschikking gesteld. In mei 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij aanwezig waren [persoon3], [eiser] en vertegenwoordigers van Fugro.
2.13
Op 1 november 2011 heeft Fugro een concept-rapport aan partijen doen toekomen. [eiser] heeft in reactie daarop onder meer een memo/rapport van een door hem inmiddels ingeschakelde partijdeskundige ([persoon2], verbonden aan Adviesbureau MSP) aan Fugro toegezonden; in dat rapport is op diverse punten kritiek geuit op het concept en is Fugro, zakelijk weergegeven, verzocht om nader onderzoek naar een aantal aspecten, onder meer de situatie van de brug en het hek.
2.14
In 2012 heeft [eiser] verzocht om een nader gesprek. Fugro heeft op dat punt aan [persoon1] gemaild:
“(…) Mij lijkt liet niet zinvol een bespreking te houden, zoals voorgesteld in de e-mail van de heer [persoon3]. De memo van bureau MSP geeft geen nieuwe
gezichtspunten en betreft hoofdzakelijk een herhaling van zetten. De
opmerkingen op onze rapportage zal ik uiteraard ter harte nemen en verwerken
in de definitieve rapportage. (…)”
2.15
Op 2 juli 2012 heeft Fugro het definitieve rapport uitgebracht. Dit luidt voor zover thans van belang als volgt:
“(…)
In de periode november 2001 - november 2003 heeft zandwinning plaatsgevonden in de plas
Vettenbroek te Reeuwijk. Volgens de heer [eiser], eigenaar van pand [adres] te
Reeuwijk, is in 2003 schade ontstaan aan zijn pand en de nabij gelegen toegangsbrug in de
weg naar zijn pand. Samengevat meldt de heer [eiser] in zijn bief van 8 januari 2004 aan [bedrijf1] Taxaties:
Op 12 augustus 2003 ‘s avonds om 12:00 uur kraakte mijn hele boerderij