ECLI:NL:RBROT:2015:5184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
C/10/440207 / HA ZA 13-1291
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg pensioenovereenkomst en verplichtingen verzekeringsmaatschappij na liquidatie pensioenfonds

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de uitleg van een pensioenovereenkomst centraal. De stichting Bouwcentrum Pensioenfonds in liquidatie had een geschil met Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. over de verplichtingen van de verzekeringsmaatschappij na de liquidatie van het pensioenfonds. De kern van het geschil was of de pensioenovereenkomst tussen het pensioenfonds en de verzekeringsmaatschappij de verplichting bevatte om over te gaan tot verzekering van indexatie op eerder overeengekomen voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de pensioenovereenkomst geen verplichting voor Nationale Nederlanden bevatte om de verzekering van de nadere indexering te accepteren op basis van de tarieven en voorwaarden zoals overeengekomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst. De rechtbank baseerde haar oordeel op de omstandigheden van het geval, waaronder eerdere communicatie tussen partijen en de inhoud van de overeenkomst van 19 oktober 2011. Het Pensioenfonds had de vorderingen ingesteld om te verklaren dat Nationale Nederlanden gehouden was om een bepaald bedrag te accepteren als premie voor de verzekering van de nadere indexering. De rechtbank wees de vorderingen van het Pensioenfonds af en veroordeelde het Pensioenfonds in de proceskosten, die aan de zijde van Nationale Nederlanden werden begroot op € 1.493,00. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 juli 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/440207 / HA ZA 13-1291
Vonnis van 8 juli 2015
in de zaak van
de stichting
STICHTING BOUWCENTRUM PENSIOENFONDS IN LIQUIDATIE,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.S. Rueb te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. O.F. Blom te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna het Pensioenfonds en NN genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident d.d. 22 april 2015 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie;
  • de brief van mr. Blom d.d. 13 april 2015, met bijlagen (4 producties);
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 28 april 2015;
  • de aantekeningen ter gelegenheid van comparitie van mr. Thijssen;
  • de aantekeningen t.b.v. comparitie van mr. Blom.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het Pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet met meerdere aangesloten werkgevers. Het doel van het Pensioenfonds is om voor de werknemers van de aangesloten werkgevers de pensioenovereenkomsten die deze werkgevers met hun werknemers aangaan uit te voeren.
2.2.
NN is een pensioenverzekeraar.
2.3.
Het Pensioenfonds en NN hebben op 1 januari 2008 een pensioen(her)verzekeringsovereenkomst (hierna: de pensioenverzekeringsovereenkomst) gesloten. De pensioenverzekeringsovereenkomst is later uitgebreid met de Aanvullingsovereenkomst van 25 juni 2009 en Tweede Aanvullingsovereenkomst van 25 juni 2009. In de pensioenverzekeringsovereenkomst is onder meer bepaald:
“ARTIKEL 1 AANBIEDING EN AANVAARDING VAN VERZEKERINGEN
De verzekeringnemer verbindt zich ter dekking van de uit zijn pensioenregeling voor hem voortvloeiende verplichtingen pensioenverzekeringen en verhogingen van pensioenverzekeringen als omschreven in de pensioenregeling te sluiten bij Nationale-Nederlanden. Nationale-Nederlanden verbindt zich deze verzekeringen te aanvaarden, een en ander met inachtneming van de acceptatievoorwaarden die als bijlage 1 aan deze overeenkomst zijn gehecht
Hierbij zulten de afzonderlijk tussen de verzekeringnemer en Nationale-Nederlanden overeengekomen verschillen tussen de in de pensioenregeling toegezegde pensioenen en de te verzekeren pensioenen in acht worden genomen.
ARTIKEL 2 GRONDSLAG VAN DE OVEREENKOMST
1. Grondslag van de overeenkomst is de pensioenregeling van de verzekeringnemer. Onder de pensioenregeling wordt in deze overeenkomst verstaan de pensioenregeling van de verzekeringnemer volgens het bij de ingang van deze overeenkomst geldende pensioenreglement en de aanvullingen daarop en wijzigingen daarin, waarmee Nationale-Nederlanden zich voor de toepassing van deze overeenkomst heeft akkoord verklaard.
Het pensioenreglement is als bijlage 2 aan deze overeenkomst gehecht.”
2.4.
Als bijlage 2 maakt van de pensioenverzekeringsovereenkomst deel uit een Pensioenreglement. Hierin is onder meer bepaald:
artikel 15 INDEXERING PENSIOENEN
1. De Stichting heeft de mogelijkheid om:
a de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers zoals genoemd in artikel 4.3;
b de ingegane en premievrije pensioenen;
jaarlijks per één januari met een percentage te verhogen.
2. De aanspraken als bedoeld onder b in lid 1 worden jaarlijks geïndexeerd niet maximaal de stijging van het in artikel 1 genoemde indexcijfer (CPI alle huishoudens) over de maand oktober van het laatst verstreken kalenderjaar ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar, zoals bekend per één januari van het betreffende jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast.
Voor deze voorwaardelijke indexatie wordt geen premie betaald en is er gedurende de overgangsperiode geen bestemmingsreserve gevormd. De indexatie wordt gefinancierd uit de overrente
3)
3 De aanspraken als bedoeld onder a in lid 1 worden jaarlijks geïndexeerd met maximaal de stijging van het in artikel 1 genoemde indexcijfer (CPI alle huishoudens) over de maand oktober van het laatst verstreken kalenderjaar ten opzichte van de maand oktober van hel daaraan voorafgaande jaar. zoals bekend per één januari van het betreffende jaar. Hel bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast.
Voor deze voorwaardelijke indexatie is er gedurende de overgangsperiode geen bestemmingsreserve gevormd. De indexatie wordt gefinancierd uit de opslag op de premie.
4 De verhoging van de aanspraken gaat niet verder dan de wijze waarop hieraan invulling is gegeven
in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van de Stichting. De verhoging is derhalve voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van de Stichting. De aangesloten instelling kan niet worden aangesproken bij te dragen aan de kosten van de indexatie in hel geval dat de financiële positie van de Stichting ontoereikend is.
Voor belanghebbenden ligt de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota bij de Stichting ter inzage.
5 Een toekomstige wijziging van dit artikel is bindend voor alle pensioengerechtigden en
aanspraakgerechtigden van de Stichting, indien dit gebeurt op basis van een evenwichtige afweging van de belangen van de diverse belanghebbenden.
3 Na de overgangsperiode wordt de indexatie gefinancierd uit een bestemminsreserve . Zie artikel 21.”
2.5.
Het pensioenfonds heeft een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) opgesteld. Met ingang van 1 januari 2007 gold de ATBN-2007 en met ingang van 1 januari 2010 gold de ATBN-2010.
2.6.
Op 23 september 2011 heeft een bespreking tussen het Pensioenfonds en NN plaatsgevonden over de waardeoverdracht van de pensioenen naar NN en indexering middels het vrije depot.
2.7.
Het Pensioenfonds heeft besloten tot liquidatie, in overeenstemming met het daartoe genomen liquidatiebesluit van 29 september 2011. In het liquidatiebesluit is onder meer opgenomen:
“3. Het batig liquidatiesaldo van de Stichting, zal worden aangewend voor toeslagen op pensioen volgens de volgende verdeelsleutel: 75% voor de deelnemers, 25% voor de gewezen deelnemers/pensioengerechtigden.”
2.8.
NN heeft de pensioenverzekeringsovereenkomst op 5 oktober 2011 opgezegd tegen 31 december 2011.
2.9.
Het Pensioenfonds en NN hebben in verband met de liquidatie van het Pensioenfonds op 19 oktober 2011 een overeenkomst gesloten waarbij de tot en met 31 december 2011 verzekerde pensioenverplichtingen zijn overgedragen aan NN.
2.10.
In het bestuursbesluit van 19 december 2012 van het Pensioenfonds is onder meer het volgende opgenomen:

1 Verdeling van Depot 2
1.1 42%
van de gelden in Depot 2 zal worden aangewend voor het verlenen van toeslagen aan
diegenen, die op 31 december 2011 deelnemer in het Pensioenfonds waren. 58% van de
gelden in Depot 2 zal worden aangewend voor het verlenen van toeslagen aan diegenen, die op 31 december 2011 pensioengerechtigden of gewezen deelnemers bij het Pensioenfonds waren.
1.2
Depot 2 bestaat uit de middelen uit het afgezonderde, vrije depot van het Pensioenfonds, ook
genaamd depot 2, vermeerderd c.q. verminderd met:
a. de middelen van de rekening courant, nadat alle verrekeningen met werkgevers hebben plaatsgevonden;
b. de lasten en baten na de finale afwikkeling met Nationale-Nederlanden;
c. de kosten die het Pensioenfonds in liquidatie c.q. de vereffenaren maken om tot de liquidatie van het Pensioenfonds te komen, inclusief onder andere de toezichtkosten (van DNB en AFM), de kosten voor mediation, externe adviseurs, de accountant en de actuaris en de door de uitvoeringsorganisatie van Arcadis Pensioenfonds gemaakte kosten, met uitzondering van de kosten, die reeds begroot zijn en bij de werkgevers in rekening zijn gebracht.
1.3
Het Pensioenfonds zal het deel voor de deelnemers verdelen naar rato van de voorziening
pensioenverplichtingen voor de verschillende aangesloten werkgevers.
1.4
Het Pensioenfonds zal elk van de desbetreffende werkgevers verzoeken om aan te geven aan
welke pensioenuitvoerder het desbetreffende deel voor de deelnemers moet worden overgemaakt.
1.5
Het Pensioenfonds zal aan de desbetreffende pensioenuitvoerders het desbetreffende deel van
Depot 2 overmaken, onder de voorwaarde dat deze gelden volledig worden aangewend voor het toekennen van toeslagen aan de genoemde deelnemers.
1.6
Het deel voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal door het Pensioenfonds
worden overgemaakt aan Nationale-Nederlanden onder de voorwaarde dat voor elke pensioengerechtigde en gewezen deelnemer een gelijke levenslange indexatie zal worden berekend en Nationale-Nederlanden vervolgens die indexatie aan de pensioengerechtigden en deelnemers zal toekennen. Deze levenslange indexatie zal worden vertaald naar en toegekend worden in de vorm van een eenmalige indexatie.”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vordering luidt om:
a. voor recht te verklaren dat NN is gehouden, om het door de accountant van het Pensioenfonds aan te geven bedrag ter grootte van de vrije reserve van het Pensioenfonds per ultimo 2011 te accepteren als premie voor een door het Pensioenfonds vast te stellen verhoging van de verzekeringen gesloten op basis van de pensioenverzekeringsovereenkomst van 2008, ingegaan op 1 januari 2007, in verband met de toe te kennen nadere indexering berekend volgens het bestuursbesluit van 19 december 2012, en dat NN is gehouden om deze verzekeringen te aanvaarden op basis van de voorwaarden en grondslagen van deze pensioenverzekeringsovereenkomst;
b. NN bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van een in deze procedure te wijzen veroordelend vonnis, aan alle gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van het Pensioenfonds een schriftelijk bewijs van hun met nadere indexering conform het bestuursbesluit van 19 december 2012 verhoogde pensioenaanspraken en/of pensioenrechten af te geven, een en ander onder verbeurte aan het Pensioenfonds van een dwangsom voor iedere gewezen deelnemer of pensioengerechtigde van € 500,= per dag of gedeelte van een dag dat NN niet tot afgifte zal overgaan;
c. NN bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van een in deze procedure te wijzen veroordelend vonnis, aan het Pensioenfonds een transparante berekening te verstrekken van de premie die per ultimo 2011 is verschuldigd voor het verzekeren van de nadere indexering op basis van de voorwaarden en grondslagen van de pensioenverzekeringsovereenkomst van 2008, ingegaan op 1 januari 2007, een en ander onder verbeurte aan het Pensioenfonds van een
dwangsom van € 5.000,= per dag of gedeelte van een dag dat NN niet tot verstrekking daarvan zal overgaan;
d. voor recht te verklaren dat NN als premie voor het verzekeren van inhaalindexering ultimo 2011 niet méér in rekening zal brengen (door middel van boeking in de rekening-courant met het Pensioenfonds of anderszins) dan de premie verschuldigd voor het verzekeren voor de nadere indexering op basis van de voorwaarden en grondslagen van de pensioenverzekeringsovereenkomst van 2008, ingegaan op 1 januari 2007, een en ander onder verbeurte aan het Pensioenfonds van een dwangsom van € 5.000 per dag of gedeelte van een dag dat NN een hogere premie in rekening zal brengen (door middel van boeking in de rekening-courant met het Pensioenfonds of anderszins) en zal nalaten om dit ongedaan te maken;
e. NN bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, de gerechtelijke kosten en de nakosten.
3.2.
Het verweer van NN strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Pensioenfonds, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure in conventie, daaronder begrepen de nader te specificeren buitengerechtelijke kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vordering luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Voor zover aan de orde komend, te verklaren voor recht dat NN gerechtigd is de inkoop van "nadere indexering" of enige andere vorm van indexering van de bij haar verzekerde pensioenaanspraken en pensioenrechten te baseren op haar huidige, marktconforme tarieven en voorwaarden en te beperken tot hetgeen op basis van die tarieven en voorwaarden kan worden ingekocht onder aanwending van de door het Pensioenfonds aan haar ter beschikking te stellen middelen.
3.5.
Het verweer van het Pensioenfonds strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van NN in de kosten van de procedure in reconventie.
3.6.
Op de stellingen van partijen in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het Pensioenfonds grondt haar vordering op nakoming van de pensioenverzekeringsovereenkomst. Aan deze vordering legt zij het volgende ten grondslag. Het Pensioenfonds heeft bij bestuursbesluit van 19 december 2012 besloten de middelen uit Depot 2 aan te wenden voor het verzekeren van de inhaalindexering en nadere indexering van de pensioenen van haar deelnemers (hierna: de nadere indexering). De verplichting daartoe voor het Pensioenfonds vloeit voort uit de pensioenovereenkomsten tussen de bij het Pensioenfonds aangesloten werkgevers en hun werknemers, de uitvoeringsovereenkomst tussen de bij het Pensioenfonds aangesloten instellingen en het Pensioenfonds, het pensioenreglement van het Pensioenfonds, de ATBN-2007 en de ATBN-2010, welke stukken bij NN bekend waren. Op grond van artikel 1 van de pensioenverzekeringsovereenkomst is het Pensioenfonds verplicht de verzekering van nadere indexering aan NN aan te bieden en is NN verplicht die verzekering te accepteren op basis van de tarieven en voorwaarden zoals opgenomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst. Uit artikel 1 en artikel 4 van de Aanvullingsovereenkomst volgt dat premie voor nadere indexering ten laste van Depot 2 konden komen.
4.2.
NN voert het volgende verweer.
De pensioenovereenkomst bevat geen verplichting van NN tot acceptatie van verzekering van de nadere indexering op basis van de tarieven en voorwaarden zoals overeengekomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst. De verhoging die volgens artikel 1 van de pensioenverzekeringsovereenkomst moet worden geaccepteerd betreft de reguliere verhogingen op basis van salarisaanpassingen en reguliere indexering, voor zover daarvoor middelen ter beschikking worden gesteld en niet de nadere indexering en evenmin een eenmalige aanwending van het liquidatiesaldo c.q. Depot 2.
De Aanvullingsovereenkomst regelt de belegging van de vrije middelen van het Pensioenfonds (in Depot 2) die niet corresponderen met de pensioenverplichtingen die zijn omschreven in de pensioenverzekeringsovereenkomst. Ingevolge artikel 3 lid 2 van de eerste Aanvullingsovereenkomst dient NN bij de beëindiging van de pensioenverzekeringsovereenkomst alle beleggingen aan de verzekeringsnemer over te dragen. Besloten is om Depot 2 in stand te laten totdat duidelijk zou worden verkregen over de verdeling en de aanwending van de daarin aanwezige middelen.
NN is niet gebonden aan de pensioenovereenkomsten tussen de bij het Pensioenfonds aangesloten werkgevers en hun werknemers noch aan de uitvoeringsovereenkomst tussen de bij het Pensioenfonds aangesloten instellingen.
Artikel 15 van het pensioenreglement bevat geen verplichting tot nadere indexering. Dit artikel bevat een voorwaardelijke indexatie waarvoor geen premie wordt betaald en waarvoor geen bestemmingsreserve is gevormd. Ook de ATBN, een intern document van Pensioenfonds, bevat geen verplichting tot nadere indexering.
Ingevolge artikel 3 van de overeenkomst van 19 oktober 2011 worden alle pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds per 31 december 2011 overgedragen aan NN. De voorwaardelijke indexering valt daar niet onder.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat geen overeenstemming is bereikt over de toepassing van de voorwaarden en tarieven van de pensioenverzekeringsovereenkomst op de uit Depot 2 te verzekeren nadere indexering. De vraag is of de pensioengerechtigden er desondanks op mochten rekenen dat NN zou overgaan tot verzekering van de nadere indexering op basis van de voorwaarden en tarieven van de pensioenverzekeringsovereenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op uitleg van de bepalingen van de pensioenverzekeringsovereenkomst.
4.4.
Als uitgangspunt bij de uitleg van een dergelijke overeenkomst geldt dat wat partijen zijn overeengekomen niet kan worden beantwoord enkel op grond van een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Steeds komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van het betreffende contract mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (artikel 3:33 en 3:35 BW en HR 13 maart 1981, LJN AG4158, NJ 1981, 635 - Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (HR 20 februari 2004; LJN AO1427; NJ 2005, 493 DSM / Fox). Verder zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (vgl. HR 29 juni 2007, LJN BA4909, NJ 2007, 576 - Uni-Invest; HR 19 januari 2007, LJN AZ3178, NJ 2007, 575 - Meyer Europe / Pont Meyer).
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de pensioenovereenkomst geen verplichting voor NN bevat tot acceptatie van verzekering van de nadere indexering op basis van de tarieven en voorwaarden zoals overeengekomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst. Voor dit oordeel zijn de volgende omstandigheden van belang. Niet betwist is dat NN tijdens de bespreking tussen partijen op 23 september 2011 heeft aangegeven niet te zullen overgaan tot verzekering van de nadere indexering op basis van de tarieven en voorwaarden van de pensioenverzekeringsovereenkomst. Over dit onderwerp is vervolgens ook geen regeling opgenomen in de overdrachtsovereenkomst van 19 oktober 2011. Daar komt bij dat de kwestie van de nadere indexering eerst is ontstaan ten tijde van de liquidatie van het Pensioenfonds en in het kader daarvan de aanwending van de middelen in Depot 2 en daadwerkelijk actueel is geworden toen het Pensioenfonds bij bestuursbesluit van 19 december 2012 de definitieve verdeling van Depot 2 heeft vastgesteld en er daarbij kennelijk vanuit is gegaan dat NN gehouden was de nadere indexering te verzekeren op basis van de tarieven en voorwaarden van de pensioenverzekeringsovereenkomst. Bovendien acht het Pensioenfonds zich tot nadere indexering gehouden op grond van het pensioenreglement, en de daaraan ten grondslag liggende stukken, waarbij NN geen partij is.
Onder deze omstandigheden mochten de pensioengerechtigden er niet op rekenen dat NN zou overgaan tot verzekering van de nadere indexering op basis van de tarieven en voorwaarden van de pensioenverzekeringsovereenkomst.
4.6.
Uit het vooroverwogene volgt dat NN niet tekort is geschoten in de nakoming van verplichtingen uit hoofde van de pensioenverzekeringsovereenkomst. Dit betekent dat de vordering van het Pensioenfonds bij gebrek aan feitelijke grondslag in al haar onderdelen zal worden afgewezen.
4.7.
Het Pensioenfonds zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van NN worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat
904,00(2 punten* × tarief € 452)
Totaal € 1.493,00
* conclusie van antwoord (1), comparitie van partijen (1)
4.8.
De vordering tot veroordeling van het Pensioenfonds tot betaling van de nader door NN te specificeren buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu NN deze kosten niet nader heeft gespecificeerd, ondanks dat zij daartoe ruimschoots de gelegenheid heeft gehad.
in reconventie
4.9.
Nu de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld – de veroordeling van NN tot het accepteren van in Depot 2 als premie voor het verzekeren van de nadere indexering – niet vervuld is, wordt NN geacht geen eis in reconventie te hebben ingediend en kan een inhoudelijk beoordeling daarvan achterwege blijven.
4.10.
Geen van beide partijen kan als in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd, zodat en een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege behoort blijven.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt het Pensioenfonds in de proceskosten, aan de zijde van NN tot op heden begroot op € 1.493,00,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.
2111/2504