Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- de vrouw met haar advocaat en
- de man met zijn advocaat.
2.De beoordeling
€ 7.600,--
€ 1.741,56
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 3 juli 2015, is er een geschil tussen een vrouw en een man over de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van hun gezamenlijke vermogen na echtscheiding. De huwelijkse voorwaarden stipuleerden dat er geen vermogensrechtelijke gemeenschap bestond, maar er was een periodiek verrekenbeding opgenomen. De vrouw heeft recht op vergoeding van bedragen die zij heeft geïnvesteerd uit schenkingen van haar ouders. De rechtbank oordeelt dat het totale vermogen van partijen voor een aanzienlijk deel afkomstig is uit schenkingen aan de vrouw, en dat de man niet heeft aangetoond dat het privévermogen van de vrouw uit verrekend inkomen afkomstig is. De rechtbank beslist dat het vermogen op naam van de vrouw niet verrekend hoeft te worden, terwijl het vermogen van de man wel verrekend dient te worden. De man wordt verplicht om een bedrag van € 60.409,98 aan de vrouw te betalen in het kader van de verrekening van overgespaarde inkomsten. De rechtbank gelast ook de wijze van verdeling van de gezamenlijke inboedelgoederen en de woning, die aan de man wordt toegedeeld onder de voorwaarde dat hij een bedrag van € 92.913,06 aan de vrouw vergoedt. Indien de man niet aan deze voorwaarde voldoet, dient de woning verkocht te worden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.