In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.J.G. Schröder, heeft verzocht om de minderjarige aan hem toe te vertrouwen en om het gebruik van de echtelijke woning aan hem toe te kennen. De vrouw, die niet verschenen was, heeft de verzoeken niet weersproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, hoewel dit huwelijk niet in Nederland is ingeschreven. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat deze voorlopig bij de man blijft, aangezien de vrouw de man en de minderjarige heeft verlaten en geen contact meer heeft gezocht. De rechtbank heeft het verzoek tot toevertrouwing van de minderjarige aan de man toegewezen en hem het gebruik van de echtelijke woning verleend, waarbij de vrouw is bevolen de woning te verlaten.
Daarnaast heeft de man een verzoek gedaan op grond van artikel 223 Rv, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit verzoek niet ontvankelijk is, omdat artikel 223 Rv niet is bedoeld voor echtscheidingsprocedures. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man niet kan verzoeken om een verklaring voor recht met betrekking tot het gezag over de minderjarige in deze procedure. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.