ECLI:NL:RBROT:2015:4980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
3547685 CV EXPL 14-9292
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over onbetaalde factuur en aansprakelijkheid garagehouder voor schade aan auto na tuning

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2015, gaat het om een geschil tussen een garagehouder en een consument over een onbetaalde factuur en de aansprakelijkheid voor schade aan een auto. De gedaagde, eigenaar van een Lancia Delta, had de auto voor onderhoud bij de eiser, de garagehouder, gebracht. Na een onderhoudsbeurt op 16 april 2014 brak de distributieriem van de auto, wat leidde tot schade. De eiser vorderde betaling van € 6.349,92 voor verrichte werkzaamheden, terwijl de gedaagde de vordering betwistte en in reconventie schadevergoeding eiste voor de kosten van het herstel van de auto en andere gerelateerde kosten.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde een bedrag van € 497,35 onterecht onbetaald had gelaten, maar wees de overige vorderingen van de eiser af, waaronder de stallingskosten en de kosten voor het huren van een brug. De rechtbank oordeelde dat de eiser zich niet kon beroepen op een retentierecht, omdat een groot deel van de vordering ten onrechte in rekening was gebracht. De gedaagde werd in het gelijk gesteld in zijn vordering tot teruggave van de auto, die binnen zeven dagen moest worden teruggegeven, met een dwangsom voor elke dag dat dit niet gebeurde.

In reconventie werd de eiser veroordeeld tot betaling van € 750,00 aan de gedaagde voor de geleden schade, en ook hier werden de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de garagehouder als deskundige partij en de bescherming van de consument in dergelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3547695 CV EXPL 14-9292
uitspraak: 7 mei 2015

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:

Eiser in conventie,

gevestigd te Heerhugowaard,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: Juristwijzer.nl,
tegen:
Gedaagde in conventie,
wonende te Dordrecht,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Eiser in conventie’ en ‘Gedaagde in conventie’.

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 21 oktober 2014;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie;
de conclusie van antwoord in reconventie;
het tussenvonnis van 11 december 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
de aantekening dat de comparitie is gehouden op 17 februari 2015;
de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten
1.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2
Gedaagde in conventie is sinds mei 2011 de eigenaar van een Lancia Delta. Vanaf het moment van aanschaf heeft Gedaagde in conventie de auto voor onderhoud bij Eiser in conventie gebracht. Gedurende deze periode zijn er meerdere aanpassingen aan de auto gedaan met het doel het vermogen van de auto te vergroten. Een groot deel van deze aanpassingen is door Eiser in conventie verricht. In de zomer van 2011 heeft Eiser in conventie de distributieriem van de auto van Gedaagde in conventie vervangen.
1.3
Gedaagde in conventie heeft zijn auto voor regulier onderhoud voor het laatst in maart 2014 bij Eiser in conventie gebracht.
1.4
Op 16 april 2014 heeft Gedaagde in conventie de auto bij Eiser in conventie gebracht voor kleine werkzaamheden. In de avond van diezelfde dag is de distributieriem van de auto van Gedaagde in conventie gebroken. Eiser in conventie heeft de auto op 19 april 2014 op verzoek van Gedaagde in conventie opgehaald bij diens woning. Eiser in conventie heeft een leenauto aan Gedaagde in conventie ter beschikking gesteld. Gedaagde in conventie heeft van de leenauto tot 3 mei 2014 gebruik gemaakt.
1.5
Op 3 juni 2014 heeft een door Gedaagde in conventie ingeschakelde expert van Dekra in de werkplaats van Eiser in conventie onderzoek verricht aan de auto. De expert heeft zijn bevindingen in een rapport neergelegd.
1.6
Met betrekking tot de periode na 16 april 2014 heeft Eiser in conventie een bedrag van in totaal € 5.972,35 in rekening gebracht. Gedaagde in conventie heeft dit bedrag onbetaald gelaten.
2. De vordering in conventie
2.1
Eiser in conventie vordert in conventie dat Gedaagde in conventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.349,92, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Gedaagde in conventie in de proceskosten.
2.2
Het door Eiser in conventie in rekening gebrachte bedrag aan hoofdsom bedraagt € 5.972,35, inclusief btw, bestaande uit arbeidskosten, transportkosten, kosten voor het huren van een leenauto, kosten voor het huren van een brug voor Dekra, en stallingskosten. Aan deze vordering legt zij nakoming ten grondslag. Daarnaast maakt Eiser in conventie aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 355,85 aan buitengerechtelijke kosten en op vergoeding van wettelijke rente. De tot aan de dag van dagvaarding vervallen wettelijke rente bedraagt € 21,72.
3. Het verweer in conventie
3.1
Gedaagde in conventies verweer strekt tot afwijzing van de vordering. Hij betwist de gevorderde stallingskosten, de kosten voor de leenauto en de onderzoekskosten. Eiser in conventie had toegezegd dat zij geen kosten voor de leenauto in rekening zou brengen. Het onderzoek van Eiser in conventie heeft volgens hem tot een onjuiste conclusie geleid en de kosten voor het stallen dienen bij Eiser in conventie te blijven, nu zij ondanks herhaaldelijk verzoek heeft geweigerd de auto terug te geven. Bovendien heeft Gedaagde in conventie zelf geconstateerd dat de auto gewoon bij Eiser in conventie voor de deur stond, zodat de in rekening gebrachte stallingskosten des te meer onredelijk zijn.
4. De vordering in reconventie
4.1
Gedaagde in conventie vordert in reconventie onder meer:
a. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.860,00 aan kosten voor het herstellen van de auto;
b. primair dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 10.000,- aan huur van de auto van Gedaagde in conventie;
c. subsidiair dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.145,- aan kosten voor het gebruik van een leenauto vanaf 7 juli 2014;
d. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling een bedrag van € 35,00 per dag vanaf 1 december 2014 tot en met de dag dat Gedaagde in conventie weer over zijn eigen auto beschikt;
e. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling een bedrag van € 120,- aan wegenbelasting en € 173,42 aan verzekeringen;
f. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling een bedrag van € 24,00 voor het schorsen van de auto;
g. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling een bedrag van € 605,00 aan kosten voor het door Dekra verrichte onderzoek;
h. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling een bedrag van € 175,12 aan kosten voor het ophalen van zijn voertuig;
i. dat Eiser in conventie hem alsnog informeert over de risico’s van de aanpassingen die aan zijn auto zijn gedaan;
j. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot teruggave van zijn auto onder last van een dwangsom van € 1000,00 voor elke dag dat teruggave uitblijft;
k. dat Eiser in conventie wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van vervangend vervoer tot en met 6 juli 2014, ten bedrage van € 2.240,00.
4.2
Gedaagde in conventie onderbouwt zijn vordering als volgt. Gedaagde in conventie stelt dat de schade die hij heeft geleden vanwege het breken van de distributieriem door Eiser in conventie moet worden vergoed, omdat er sprake is van non-conformiteit, omdat Eiser in conventie hem niet juist heeft geïnformeerd over de risico’s van de tuning, en omdat Eiser in conventie, zowel bij de onderhoudsbeurt in maart 2013 als de onderhoudsbeurt in maart 2014, niet heeft gewaarschuwd dat deze moest worden vervangen. Eiser in conventie is daarom volgens Gedaagde in conventie op grond van artikel 6:193a BW voor de schade aansprakelijk.
5.. Het verweer in reconventie
5.1
Het verweer van Eiser in conventie in reconventie strekt tot afwijzing van de door Gedaagde in conventie ingestelde vorderingen. Ook de standpunten van Eiser in conventie zullen verder per onderdeel bij de beoordeling worden besproken.

Beoordeling van het geschil

in conventie

6. Eiser in conventie vordert in conventie betaling van de arbeidskosten voor het onderzoek aan de auto, transportkosten, de kosten voor een leenauto en stallingskosten. Gedaagde in conventie heeft niet weersproken dat hij Eiser in conventie de opdracht heeft gegeven tot het verrichten van onderzoek aan zijn auto. Daarmee is tussen partijen een overeenkomst tot aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW tot stand gekomen. Gesteld noch gebleken is dat partijen voor de door Eiser in conventie verrichte werkzaamheden een bedrag zijn overeengekomen. Gedaagde in conventie is daarom op grond van artikel 7:752 lid 1 BW een redelijke prijs verschuldigd.
7. De door Eiser in conventie in rekening gebrachte kosten met betrekking tot de door haar verrichte arbeid en het transport alsmede de kosten voor de leenauto zijn door Gedaagde in conventie niet weersproken en komen bovendien redelijk voor. Deze kosten is Gedaagde in conventie in beginsel dan ook verschuldigd. Voor zover Gedaagde in conventie heeft willen betogen dat hij deze kosten niet verschuldigd is omdat het onderzoek door Eiser in conventie niet deugdelijk is uitgevoerd, zal dit als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Een tekortkoming van de zijde van Eiser in conventie zou Gedaagde in conventie bovendien niet zonder meer uit zijn betalingsverplichting ontheffen.
8. Het in rekening brengen van kosten voor het stallen van de auto is naar het oordeel van de kantonrechter niet redelijk. Voor zover zij zien op stalling van de auto tijdens het onderzoek moeten deze kosten worden geacht te zijn inbegrepen in de andere in rekening gebrachte componenten en voor zover zij zien op de periode daarna kunnen zij niet eenzijdig aan Gedaagde in conventie worden opgelegd. De door Eiser in conventie in rekening gebrachte kosten zijn bovendien buitensporig hoog. De kosten met betrekking tot het huren van een brug voor Dekra kunnen niet uit de overeenkomst volgen, nu het onderzoek van Dekra pas daarna heeft plaatsgevonden. Voor deze kosten is dan ook geen grondslag. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
9. Met het vorenstaande is vast komen te staan dat Gedaagde in conventie een bedrag van € 497,35 ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Dit bedrag betreft € 143,69 aan arbeid, € 175,12 aan transport en € 178,54 voor de leenauto. Gedaagde in conventie heeft geen beroep gedaan op verrekening met het door hem in reconventie gevorderde. De vordering in conventie zal dan ook in zoverre worden toegewezen.
10. Eiser in conventie maakt tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De door haar overgelegde aanmaningsbrief voldoet echter niet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW, nu in de brief niet het bij gebreke van betaling verschuldigde bedrag aan incassokosten staat vermeld. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
11. Eiser in conventie heeft niet gesteld vanaf welke dag Gedaagde in conventie in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
12. Nu partijen in conventie over en weer in het gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
in reconventie
13. Gedaagde in conventie stelt dat Eiser in conventie jegens hem tekort is geschoten en hij vordert vergoeding van de door hem geleden schade. Partijen zijn het er over eens dat de distributieriem is gebroken omdat deze vanwege de aanpassingen die Gedaagde in conventie aan het voortuig heeft laten verrichten eerder had moeten worden vervangen dan in het algemeen gebruikelijk is voor een distributieriem. Evenmin is tussen partijen in geschil dat Gedaagde in conventie de auto in maart 2014 voor regulier onderhoud heeft aangeboden bij Eiser in conventie. Vooropgesteld wordt dat van Eiser in conventie als deskundige partij mocht worden verwacht dat zij tijdens dat onderhoud zou constateren dat de distributieriem moest worden vervangen en dat zij Gedaagde in conventie hierop zou wijzen. Of Eiser in conventie aan deze verplichting heeft voldaan is tussen partijen echter in geschil. Ter zitting heeft Gedaagde in conventie evenwel erkend dat medewerkers van Eiser in conventie hem er wel op hebben gewezen dat de distributieriem moest worden vervangen. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht van Eiser in conventie niet worden verwacht dat zij meer zou doen dan Gedaagde in conventie hierop wijzen. Dat de medewerkers van Eiser in conventie daarbij nadrukkelijk zouden zijn ingegaan op de staat van de distributieriem en de gevolgen die het niet vervangen van de distributieriem kan hebben, is wellicht wenselijk, maar dat mocht niet zonder meer van Eiser in conventie worden verwacht. Het had op de weg van Gedaagde in conventie gelegen om, nadat hem was gezegd dat de distributieriem moest worden vervangen, zich hierover (door Eiser in conventie) beter te laten informeren. Dat Gedaagde in conventie de waarschuwing van de medewerkers van Eiser in conventie onvoldoende serieus heeft genomen, dient dan ook voor zijn risico te komen. De vordering onder a zal daarom worden afgewezen.
14. Voor de overige vorderingen van Gedaagde in conventie is van belang of Eiser in conventie de auto van Gedaagde in conventie rechtmatig onder zich houdt. Eiser in conventie beroept zich daarbij op een retentierecht. Gedaagde in conventie vordert teruggave van de auto.
15. Vast is komen te staan dat Gedaagde in conventie ten onrechte een deel van het door Eiser in conventie gevorderde onbetaald heeft gelaten. Op grond van artikel 3:290 BW jo. 6:262 BW is Eiser in conventie daarom in beginsel bevoegd om de auto met een beroep op het retentierecht onder zich te houden totdat Gedaagde in conventie het verschuldigde voldoet. Een groot deel van het door Eiser in conventie gevorderde is echter door Eiser in conventie ten onrechte in rekening gebracht. Uit het tussen partijen gevoerde e-mailcontact kan bovendien worden afgeleid dat Eiser in conventie weigerde met Gedaagde in conventie een betalingsregeling aan te gaan, ondanks het feit dat Gedaagde in conventie heeft aangegeven financieel niet in staat te zijn om de gehele vordering (inclusief het ten onrechte in rekening gebrachte) ineens te voldoen. Aangezien Gedaagde in conventie een groot deel van het in rekening gebrachte niet verschuldigd was, valt het mede toe te rekenen aan Eiser in conventie dat Gedaagde in conventie hiertoe niet in staat was. Door zich ondanks die omstandigheden onvoorwaardelijk te blijven beroepen op het retentierecht en bovendien buitensporig hoge kosten in rekening te blijven brengen voor het stallen van de auto, heeft Eiser in conventie zich niet gedragen als een goed schuldeiser. Daarbij wordt eveneens van belang geacht dat het recht als uitgangspunt heeft dat Gedaagde in conventie als consument tegenover Eiser in conventie als professioneel handelde partij een bepaalde bescherming geniet. Naar het oordeel van de kantonrechter is een beroep op het retentierecht onder die omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, zodat Eiser in conventie zich hierop niet mocht beroepen. De vordering tot teruggave van de auto zal daarom worden toegewezen. De termijn voor teruggave zal in redelijkheid worden gesteld op zeven dagen na heden. De daarbij gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot € 50,00 voor elke dag dat Eiser in conventie ondanks een verzoek daartoe van Gedaagde in conventie de auto weigert terug te geven met een maximum van € 1.250,00.
16. Er rust op Eiser in conventie echter geen verplichting om de auto terug te brengen. Gedaagde in conventie dient de auto dan ook zelf op te halen. De kosten die hij daarvoor zal moeten maken komen voor zijn rekening. De vordering onder h zal dan ook worden afgewezen.
17. Aangenomen moet worden dat onderdeel van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst was dat Eiser in conventie de auto op verzoek van Gedaagde in conventie zou teruggeven. Nu Eiser in conventie zich niet op het retentierecht kon beroepen is zij jegens Gedaagde in conventie tekortgeschoten. Op grond van artikel 6:74 BW is zij daarom voor de door Gedaagde in conventie geleden schade aansprakelijk. De schade die Gedaagde in conventie stelt te hebben geleden wordt door Eiser in conventie echter betwist. Daarover wordt als volgt overwogen.
18. De door Gedaagde in conventie primair ingestelde vordering tot betaling van huur zal worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen en evenmin kan dit als schade worden aangemerkt. De vordering onder b zal daarom worden afgewezen.
19. Gedaagde in conventie vordert onder c en k kosten voor vervangend vervoer. Gedaagde in conventie heeft echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat deze kosten daadwerkelijk door hem zijn gemaakt. Vaststaat dat Gedaagde in conventie de auto gedurende de periode dat Eiser in conventie de auto onder zich heeft gehouden, niet heeft kunnen gebruiken. Dit zal in het algemeen extra kosten met zich meebrengen. De schade die Gedaagde in conventie hierdoor heeft geleden, kan niet nauwkeurig worden vastgesteld en zal daarom door de kantonrechter krachtens artikel 6:93 BW worden geschat op € 750,00.
20. De wegenbelasting, verzekering, en de kosten voor het schorsen van het voertuig zijn niet veroorzaakt door het niet ter beschikking hebben van de auto. De vorderingen onder e en f zullen daarom worden afgewezen.
21. Gedaagde in conventie heeft aangevoerd dat het onderzoek door Dekra noodzakelijk was, omdat Eiser in conventie geen deugdelijk onderzoek heeft verricht. Dit betekent echter niet zonder meer dat Eiser in conventie voor deze kosten aansprakelijk is. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
22. De overige door Gedaagde in conventie ingestelde vorderingen zullen eveneens worden afgewezen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd of nu daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt.
23. Ook in reconventie zijn partijen over en weer in het gelijk gesteld. In reconventie zullen de proceskosten daarom eveneens worden gecompenseerd in die zin dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt Gedaagde in conventie aan Eiser in conventie te betalen een bedrag van € 497,35 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 497,35 vanaf 21 oktober 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
in reconventie:
veroordeelt Eiser in conventie aan Gedaagde in conventie te betalen een bedrag van € 750,00;
veroordeelt Eiser in conventie de aan Gedaagde in conventie in eigendom toebehorende auto binnen zeven dagen na heden aan hem ter beschikking te stellen en veroordeelt Eiser in conventie aan Gedaagde in conventie te betalen een bedrag van € 50,00 voor elke dag dat Eiser in conventie ondanks een verzoek daartoe van Gedaagde in conventie weigert aan deze verplichting te voldoen tot een maximum van € 1.250,00;
compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371