ECLI:NL:RBROT:2015:4814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
10/820003-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag van vrachtwagenchauffeur

Op 7 juli 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 3 december 2012 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de Rijksweg A20 te Rotterdam. De verdachte, die als beroepschauffeur reed, lette tijdens het rijden niet goed op en raakte afgeleid door een map die op de grond van zijn cabine viel. Hierdoor verloor hij enkele seconden zijn aandacht voor de weg en het verkeer. Bij het weer richten van zijn blik op de weg, merkte hij niet dat het verkeer voor hem nagenoeg stil stond. Met een snelheid van ongeveer 70 km/u botste hij tegen de achterzijde van een stilstaande personenauto, bestuurd door de heer [slachtoffer], die als gevolg van de aanrijding overleed.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de fatale gevolgen. De rechtbank benadrukte dat in verkeerszaken de emoties van de betrokkenen geen rol spelen bij de juridische beoordeling van schuld. De verdachte werd veroordeeld voor dood door schuld in het verkeer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk, een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en legde de verdachte een werkstraf op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldbewustzijn en de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers om te allen tijde alert en voorzichtig te zijn, vooral in situaties met veel verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/820003-14 [promis]
Datum uitspraak: 7 juli 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortedatum] 1964,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
wonende op het adres: [adres en woonplaats],
raadsman mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht, en J. Meichsner, Rechtsanwältin te Ibbenbüren (Bondsrepubliek Duitsland).

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2015.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. T.H. Slieker heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat hij de mate van schuld van de verdachte kenmerkt als zeer onvoorzichtig.
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

HET STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING

De verdediging heeft - overeenkomstig de door de raadsman overgelegde pleitnota - zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat hetgeen heeft plaatsgevonden gekwalificeerd dient te worden als een aanmerkelijke verkeersfout in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Vooropgesteld wordt dat in verkeerszaken als de onderhavige zaak de emoties die hierbij spelen, hoe voorstelbaar ook, geen rol spelen bij de beantwoording van de juridische vraag of aan de verdachte in strafrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot zijn verkeersgedrag. Met andere woorden, het feit dat het verkeersongeval voor het slachtoffer en de nabestaanden dramatische gevolgen heeft gehad, weegt niet mee bij het beoordelen van de schuldvraag.
Dit betekent dat de rechtbank op de grondslag van hetgeen is tenlastegelegd moet bezien hoe de verdachte zich als deelnemer aan het verkeer heeft gedragen. De rechtbank stelt uitdrukkelijk voorop dat de toets niet ligt bij de vraag of de verdachte de optimaal denkbare voorzichtigheid en oplettendheid bij het besturen van de vrachtwagen heeft betracht. Niet uitgegaan dient te worden van de meest voorzichtige, oplettende en kundige persoon, maar van hoe de gemiddelde soortgelijke deelnemer aan het verkeer (in dit geval een vrachtwagenchauffeur) zich in soortgelijke situaties behoort te gedragen.
Bij de beoordeling van het primair tenlastegelegde is het verkeersgedrag van de verdachte (zijn handelen of nalaten) strafrechtelijk alleen van belang, voor zover dat verkeersgedrag en het overlijden van het slachtoffer een gevolg zijn van zeer of ten minste aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam handelen van de verdachte in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Het komt hierbij aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts is van belang hierbij dat de schuld van de verdachte niet reeds mag worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van de verkeersovertreding.
Van onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam handelen is sprake indien het verkeersgedrag in strijd met de verkeersregels was en de gevolgen daarvan voorzienbaar waren. De gevolgen van het verkeersgedrag van de verdachte kunnen daarbij alleen aan hem worden toegerekend indien hij zich in strijd met de verkeersregels heeft gedragen en hij kon en behoorde te voorzien dat zijn verkeersgedrag tot dat gevolg kon leiden, dat gevolg derhalve vermeden behoorde te worden en dat hij daarom zijn verkeersgedrag achterwege had behoren te laten. Van belang is voorts dat het verkeersgedrag verwijtbaar moet zijn.
Verder moet ten minste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid of onachtzaamheid wil de schuld kunnen worden bewezen. Beoordeeld dient te worden of de verdachte zich zo gevaarlijk heeft gedragen dat een reële mogelijkheid ontstond dat het slachtoffer gedood zou worden.
Bij de vaststelling of sprake is geweest van (a) onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam verkeersgedrag dat (b) verwijtbaar en (c) tenminste aanmerkelijk is, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voor de beoordeling of het verkeersgedrag van de verdachte voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zijn factoren van belang als de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende vastgesteld.
Op 3 december 2012 reed de verdachte als bestuurder van een vrachtwagen met (geladen) oplegger tijdens de ochtendspits over de Rijksweg A20 te Rotterdam. De verdachte heeft gezien dat er veel verkeer op de weg was en dat het af en toe ‘stoppen en weer doorgaan was’.
Tijdens het rijden is de verdachte gebukt om een map, die op de grond van de cabine was gevallen, te pakken. Daarbij heeft de verdachte gedurende tenminste enkele seconden geen zicht gehad op de weg en het verkeer op de weg.
Op rijstrook 3 (de rechter rijstrook) was sprake van nagenoeg stilstaand verkeer, dan wel opstropend verkeer. De verdachte merkte, toen hij zijn blik weer naar voren op de weg gericht had, dat hij onbedoeld naar rechts was uitgeweken en hij is met onverminderde snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur tegen de personenauto van de heer [slachtoffer] aangereden, waardoor diens personenauto tegen aan andere vrachtwagen werd gedrukt.
De heer [slachtoffer] is als gevolg van het ongeval overleden.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen of ter plaatse van het ongeval een verlaagde maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold. De getuigen spreken elkaar op dit punt tegen en de uitdraaien van de matrixborden bieden daartoe eveneens onvoldoende duidelijkheid. De rechtbank gaat op grond van de door de verdediging overgelegde GPS-informatie, ervan uit dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur reed.
Voor de rechtbank staat vast dat de verdachte voorafgaand aan het verkeersongeval zijn aandacht had gericht op een map die op de grond van zijn cabine was gevallen. Daarbij heeft verdachte niet zijn beide handen aan het stuur gehad, terwijl er sprake was van filevorming. Getuige [getuige] heeft in dit verband verklaard dat de vrachtwagen van de verdachte met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur achterop een stilstaande personenauto reed en dat deze personenauto werd samengedrukt tegen de achterzijde van een andere stilstaande vrachtwagen.
De verdachte is ernstig tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens andere verkeersdeelnemers. De verdachte heeft niet voortdurend de handelingen verricht die van hem als bestuurder werden vereist; hij heeft niet zijn blik en aandacht op de weg gericht gehouden en daarenboven niet met vaste hand gereden. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte een zwaar en groot voertuig bestuurde, waardoor aan te richten schade al snel zéér ernstige vormen kon aannemen, mede vanwege de verkeersdrukte die ochtend. In dit geval heeft zich dat risico helaas ook verwezenlijkt. De verdachte had zich hiervan bewust moeten zijn en hij had daarnaar moeten handelen door aanmerkelijk meer voorzichtigheid en oplettendheid in acht te nemen.
De verdachte heeft zijn aandacht gedurende enkele seconden niet op de weg en het overige verkeer gericht. Daarbij heeft de verdachte zijn snelheid niet geregeld en hij heeft zelfs niet in de gaten gehad dat hij met zijn vrachtwagen met oplegger een beweging naar rechts heeft gemaakt. Van de verdachte mag als beroepschauffeur extra voorzichtigheid en alertheid in het verkeer worden verwacht. Door zijn aandacht korte tijd niet bij het verkeer op de weg te houden en derhalve de stilstaande personenauto van het slachtoffer niet tijdig op te merken en niet (tijdig) te remmen, heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en daarmee ‘aanmerkelijke schuld’ heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks03 december 2012 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger) zich
zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig
zeer, althansaanmerkelijk,
onvoorzichtig en
/ofonoplettend
en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheidte rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A20, welk genoemd rijgedrag
hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, voorafgaande aan het verkeersongeval, op de Rijksweg
A1 (ter hoogte van Apeldoorn) tot aan de Rijksweg A28, (vervolgens) op die
Rijksweg A28 en vanaf het knooppunt Oudenrijn (Utrecht) tot Moordrecht
meermalen slingerend heeft gereden en/of deels op de vluchtstrook heeft
gereden;
-met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan heeft gereden
terwijl reeds gedurende ongeveer 16 minuten op signaleringsborden boven de
rijbaan van die Rijksweg A20 een verlaagde maximumsnelheid was aangegeven van

50 km/uur en/of

- zijn snelheid niet heeft geregeld en aangepast aan de omstandigheden (te
weten
genoemde signaleringsborden,een druk verkeersbeeld en filevorming) en
/of
-
(bovendien
)zijn aandacht niet voortdurend op de weg of het verkeer vóór hem
heeft gehad en
/of
-
(aldus rijdende
)niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer
langzaam reed en/of stilstond en
/of
- met een (onverminderde) snelheid van ten minste
70km/uur,
in ieder geval met
een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane 50 km/uur,tegen de
achterzijde van een vóór hem rijdende personenauto is
aangebotst of
aangereden, waardoor die personenauto tegen de achterzijde van een vóór die
personenauto rijdende vrachtwagen is
gebotst ofaangereden of aangeduwd en
/of
- hij, verdachte,
(vervolgens
)tegen die hiervoor genoemde vrachtwagen is
aangebotst ofaangereden,
waardoor de bestuurder van die personenauto, genaamd [slachtoffer], werd
gedood
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

STRAFBAARHEID FEIT

Het bewezen feit levert op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. De rechtbank rekent dit de verdachte, een beroepschauffeur, zwaar aan.
Het behoeft geen betoog dat deze afloop grote impact heeft gehad op de nabestaanden van het slachtoffer, in het bijzonder zijn moeder en zijn vriendin. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt hoezeer de confrontatie met haar overleden vriend heeft ingegrepen in het leven van mevrouw [nabestaande]. Ook de moeder van het slachtoffer heeft laten blijken van de hevige impact van het overlijden van haar zoon.
Mede op grond van de emotionele verklaring van de verdachte ter zitting, begrijpt de rechtbank dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen niet heeft gewild en dat ook hij hierdoor getekend door het leven moet gaan. De verdachte heeft zich ter zitting schuldbewust getoond en heeft nogmaals benadrukt open te staan voor contact met de nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voorts rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het bewezen verklaarde feit wordt, bij toepassing van de voornoemde oriëntatiepunten, bij een aanmerkelijke verkeersfout de dood van het slachtoffer ten gevolge hebbend terwijl er geen alcoholgebruik in het spel was, het opleggen van een taakstraf van 240 uur alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar aanbevolen.
Gelet op de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties bestaat de mogelijkheid om taakstraffen over te dragen aan andere lidstaten van de Europese Unie.
De rechtbank houdt rekening met het door de verdediging benadrukte feit dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid verdachte zwaar zou treffen, nu hij daardoor zijn baan als vrachtwagenchauffeur zou verliezen.
Gelet op die persoonlijke omstandigheid van de verdachte en het tijdsverloop van de strafzaak zal de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
en mrs. M.C. Snel-van den Hout en M. van Empelen, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2015.
De beide rechters zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van: 7 juli 2015

TEKST TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 december 2012 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger) zich
zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A20, welk genoemd rijgedrag
hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, voorafgaande aan het verkeersongeval, op de Rijksweg
A1 (ter hoogte van Apeldoorn) tot aan de Rijksweg A28, (vervolgens) op die
Rijksweg A28 en vanaf het knooppunt Oudenrijn (Utrecht) tot Moordrecht
meermalen slingerend heeft gereden en/of deels op de vluchtstrook heeft
gereden;
-met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan heeft gereden
terwijl reeds gedurende ongeveer 16 minuten op signaleringsborden boven de
rijbaan van die Rijksweg A20 een verlaagde maximumsnelheid was aangegeven van
50 km/uur en/of
-zijn snelheid niet heeft geregeld en aangepast aan de omstandigheden (te
weten genoemde signaleringsborden, een druk verkeersbeeld en filevorming) en/of
-(bovendien) zijn aandacht niet voortdurend op de weg of het verkeer vóór hem
heeft gehad en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer
langzaam reed en/of stilstond en/of
-met een (onverminderde) snelheid van ten minste 80 km/uur, in ieder geval met
een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane 50 km/uur, tegen de
achterzijde van een vóór hem rijdende personenauto is aangebotst of
aangereden, waardoor die personenauto tegen de achterzijde van een vóór die
personenauto rijdende vrachtwagen is gebotst of aangereden of aangeduwd en/of
-hij, verdachte, (vervolgens) tegen die hiervoor genoemde vrachtwagen is
aangebotst of aangereden,
waardoor de bestuurder van die personenauto, genaamd [slachtoffer], werd
gedood;
Subsidiair
hij op of omstreeks 03 december 2012 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, voorafgaande aan het verkeersongeval, op de Rijksweg
A1 (ter hoogte van Apeldoorn) tot aan de Rijksweg A28, (vervolgens) op die
Rijksweg A28 en vanaf het knooppunt Oudenrijn (Utrecht) tot Moordrecht
meermalen slingerend heeft gereden en/of deels op de vluchtstrook heeft
gereden;
-met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan heeft gereden
terwijl reeds gedurende ongeveer 16 minuten op signaleringsborden boven de
rijbaan van die Rijksweg A20 een verlaagde maximumsnelheid was aangegeven van
50 km/uur en/of
-zijn snelheid niet heeft geregeld en aangepast aan de omstandigheden (te
weten genoemde signaleringsborden, een druk verkeersbeeld en filevorming) en/of
-(bovendien) zijn aandacht niet voortdurend op de weg of het verkeer vóór hem
heeft gehad en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer
langzaam reed en/of stilstond en/of
-met een (onverminderde) snelheid van ten minste 80 km/uur, in ieder geval met
een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane 50 km/uur, tegen de
achterzijde van een vóór hem rijdende personenauto is aangebotst of
aangereden, waardoor die personenauto tegen de achterzijde van een vóór die
personenauto rijdende vrachtwagen is gebotst of aangereden of aangeduwd en/of
-hij, verdachte, (vervolgens) tegen die hiervoor genoemde vrachtwagen is
aangebotst of aangereden;