ECLI:NL:RBROT:2015:4791
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verbod op in de handel brengen van vitaminepreparaat op basis van wederzijdse erkenning en gezondheidsbescherming
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Solgar Vitamins Holland B.V. Het betreft een verbod dat aan de eiseres is opgelegd om een vitaminepreparaat met 100 microgram vitamine D in Nederland in de handel te brengen. Dit verbod is gebaseerd op artikel 2 van de Verordening (EG) nr. 764/2008, dat het principe van wederzijdse erkenning hanteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister zich terecht op deze verordening heeft beroepen, omdat er in Nederland een maximum van 25 microgram vitamine D per dagdosering geldt, terwijl in andere EU-lidstaten vergelijkbare producten wel op de markt zijn.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de minister voldoende wetenschappelijk bewijs heeft aangevoerd om het verbod te rechtvaardigen, met inachtneming van de bescherming van de gezondheid en het leven van personen. De EFSA heeft een veilige grenswaarde van 100 microgram vitamine D per dag vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de minister, rekening houdend met de dagelijkse inname uit andere bronnen, het verbod op de handel in het vitaminepreparaat heeft mogen handhaven. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende maatregel beschikbaar was en dat het verbod gerechtvaardigd is.
De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep van de eiseres ongegrond is verklaard, zonder veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.