In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in het verzet tegen een faillietverklaring. De opposante, die in staat van faillissement was verklaard op 28 april 2015, heeft verzet aangetekend tegen deze verklaring. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 19 mei 2015, waar de advocaat van de opposante, mr. P.C.E. van den Hoek, en de advocaat van de geopposeerden, mr. A.J. van der Duijn Schouten, aanwezig waren, evenals de curator, mr. P.A. Loeff.
De opposante betwistte de hoogte van de vordering van een van de schuldeisers, [naam 3], maar erkende dat er een vaststellingsovereenkomst was met een andere schuldeiser, [naam 4]. De rechtbank constateerde dat de opposante sinds december 2014 bezig was met schuldhulpverlening via de stichting SHVO, maar dat er geen bewijs was dat zij met alle schuldeisers betalingsregelingen had getroffen. De curator meldde dat er aanzienlijke openstaande vorderingen waren en dat de schuldenlast van de opposante snel zou oplopen.
De rechtbank oordeelde dat de opposante niet had aangetoond dat zij in staat was om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Er was geen plan van aanpak gepresenteerd en de aanmelding voor schuldhulpverlening was te laat en zonder vervolg. De rechtbank concludeerde dat de opposante nog steeds in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen, wat leidde tot de beslissing om het verzet ongegrond te verklaren en het faillissement in stand te houden.