ECLI:NL:RBROT:2015:4715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
2 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 8065
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk strafontslag van een ambtenaar wegens plichtsverzuim door het meenemen van goederen van het milieupark

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2015 uitspraak gedaan over het voorwaardelijk strafontslag van een ambtenaar, eiser, die goederen van het milieupark heeft meegenomen zonder toestemming. De rechtbank oordeelt dat dit handelen kwalificeert als plichtsverzuim. Eiser had eerder een rollator, een gifspuit en computerkasten meegenomen, wat door de gemeente als ernstig plichtsverzuim werd aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de opgelegde straf van voorwaardelijk ontslag niet onevenredig is, gezien de ernst van het plichtsverzuim en het belang van integriteit binnen de organisatie. Eiser had het vertrouwen van zijn werkgever geschaad door zonder toestemming goederen mee te nemen, ondanks dat hij na zijn handelen openheid van zaken heeft gegeven en de rollator heeft teruggebracht. De rechtbank wijst erop dat de cultuur binnen het milieupark jarenlang was dat medewerkers goederen meenamen, maar dit rechtvaardigt niet het gedrag van eiser. De rechtbank concludeert dat de opgelegde maatregel van voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van drie jaar gerechtvaardigd is en dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien de omstandigheden van eiser niet vergelijkbaar zijn met die van een andere medewerker die slechts een berisping ontving. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 14/8065

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 juni 2015 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde: mr. L. Hennink,
en

het college van burgemeester en wethouders van [b], verweerder,

gemachtigde: mr. D. Çevik.

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met onmiddellijke ingang, zonder toevoeging van het woord eervol, ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim.
Bij besluit van 8 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en eiser de maatregelen van voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van drie jaar en plaatsing in een andere betrekking opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2015. De zaak is ter zitting gezamenlijk behandeld met de zaken ROT 14/8063 en ROT 14/8064. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R. Duivenvoorde, gemachtigde van verweerder in de zaak ROT 14/8063, mr. L.E.J. Vleesenbeek, gemachtigde van eisers in de zaken ROT 14/8063 en ROT 14/8064, en [a].

Overwegingen

1.1
Eiser is sinds 1 december 2000 werkzaam bij de gemeente [b], laatstelijk in de functie van 1e medewerker Milieupark op het milieupark [c] (het milieupark).
Naar aanleiding van een melding dat medewerkers van het milieupark mogelijk goederen wegnemen uit een container op het milieupark heeft verweerder op 18 juni 2013 een onderzoek ingesteld. Bij dit onderzoek zijn over de periode van 1 tot en met 24 juli 2013 via bewakingscamera’s op het milieupark camerabeelden vastgelegd. Daarbij zijn geen constateringen gedaan ten aanzien van eiser.
1.2
Op 16 augustus 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en twee medewerkers van de afdeling Interne Zaken en Onderzoeken. Eiser heeft daarbij verklaard dat hij in het verleden een rollator heeft meegenomen voor zijn moeder. Verder heeft hij verklaard dat hij in het verleden een onkruidspuit heeft meegenomen en twee computerkasten. In een gesprek op 21 augustus 2013 heeft eiser verklaard dat hij de rollator na het overlijden van zijn moeder weer terug heeft gebracht.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van verweerder dat eiser voor eigen gebruik een rollator, een gifspuit en een aantal computerkasten heeft meegenomen en dat dit is aan te merken als plichtsverzuim. Verweerder stelt dat aan de medewerkers van het milieupark herhaaldelijk kenbaar is gemaakt dat het wegnemen van goederen niet is toegestaan. Verweerder deelt niet het standpunt van de Algemene Bezwaarschriftencommissie (bezwaarschriftencommissie) dat het plichtsverzuim slechts gedeeltelijk verwijtbaar is omdat de gedragsregels voor de medewerkers niet ondubbelzinnig zijn. Verweerder verwijst in dit verband naar bijeenkomsten waar medewerkers zijn geïnformeerd over integriteitschendingen en gedragsregels. Verder wijst verweerder op een brief van 23 december 2008 aan de medewerkers over onregelmatigheden op het milieupark en de als gevolg daarvan opgelegde rechtspositionele maatregelen. Verweerder stelt dat eiser op de hoogte was van de regels en bekend was met de consequenties van overtreding daarvan en daarvoor begin 2013 door zijn teamleider nog is gewaarschuwd. Verweerder is verder, anders dan de bezwaarschriftencommissie, van mening dat de situatie van [d] meewerkend voorman, aan wie een berisping is opgelegd, niet vergelijkbaar is met de situatie van eiser. Verweerder is echter wel van mening dat de bij het primaire besluit opgelegde maatregel niet evenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim en heeft eiser de maatregel van voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van drie jaar opgelegd, met als bijkomende maatregel plaatsing in een andere betrekking.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden aanvoert tegen de plaatsing in een andere betrekking.
4.1.
Eiser voert aan dat geen sprake is van plichtsverzuim. Hij stelt dat hij geen waardevolle spullen heeft meegenomen en dat hij toestemming had om spullen mee te nemen. Voorts stelt hij dat de regels op het milieupark niet duidelijk waren en dat ook zijn leidinggevenden hierover niet duidelijk waren. Eiser was slechts bekend met de regel “niet handelen en geen fooien”. Volgens eiser is ten onrechte geen rekening gehouden met zijn opleidingsniveau. Hij voert verder aan dat hij niet is gewaarschuwd voor de gevolgen van het wegnemen van goederen van het milieupark. Verder voert hij aan dat regelmatig goederen van het milieupark werden meegenomen, ook door leidinggevenden.
4.2.
Op grond van artikel 78 van de Verordening tot regeling van de rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente [b] (Ambtenarenreglement) kan een ambtenaar wegens plichtsverzuim disciplinair worden gestraft. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van hetgeen een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 79, eerste lid, onder j, van het Ambtenarenreglement kan als disciplinaire straf ontslag worden opgelegd.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat bij het opleggen van de straf kan worden bepaald dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de ambtenaar zich gedurende een bij het opleggen van de straf te bepalen termijn van ten hoogste drie jaar niet opnieuw schuldig maakt aan een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
4.3.
Eiser bestrijdt niet dat hij goederen heeft meegenomen van het milieupark. Niet in geschil is dan ook dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedraging. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de norm niet duidelijk was en dat daarom geen sprake is van plichtsverzuim. De regels op het milieupark stonden volgens eiser weliswaar niet duidelijk op papier, maar eiser heeft in het gesprek op 16 augustus 2013 zelf verklaard dat hij wist “dat je naar huis kan” als je goederen steelt, dat hij “stom” is geweest en dat hij het nooit had moeten doen. Voor zover eiser stelt dat hij tijdens dit gesprek onder druk is gezet, gaat de rechtbank hieraan voorbij, nu hij hier niet eerder over heeft geklaagd en ook niet heeft onderbouwd hoe hij onder druk zou zijn gezet. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat hij toestemming had om de goederen mee te nemen, omdat hij deze stelling niet heeft onderbouwd. Dat leidinggevenden ook goederen wegnamen, betekent niet dat geen sprake is van plichtsverzuim. Voor de beoordeling of sprake is van plichtsverzuim is verder niet van belang of eiser met zijn gedragingen (financieel) voordeel heeft behaald. Aan de stelling van eiser dat geen sprake was van waardevolle spullen komt in dit verband dus geen betekenis toe.
4.4.
De beroepsgrond faalt.
5. De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan het gedrag niet aan eiser kan worden toegerekend. Verweerder heeft gelet op het voorgaande terecht en op goede gronden het gedrag van eiser als toerekenbaar plichtsverzuim aangemerkt, zodat verweerder bevoegd was eiser om die reden disciplinair te straffen.
6.1.
Eiser voert aan dat de opgelegde straf niet evenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. Hij stelt dat verweerder zonder deugdelijke motivering voorbij is gegaan aan het advies van de bezwaarschriftencommissie.
6.2.
Gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim acht de rechtbank de opgelegde straf niet onevenredig zwaar. Verweerder kent terecht een groot belang toe aan de integriteit van medewerkers. Eiser heeft door zonder toestemming goederen mee te nemen van het milieupark het vertrouwen in hem geschaad. De omstandigheden dat eiser zelf, daarnaar gevraagd, openheid van zaken heeft gegeven en de rollator, na gebruik, heeft teruggebracht, doen hier niet aan af. Dat de cultuur binnen het milieupark jarenlang was dat medewerkers zonder toestemming goederen meenamen van het milieupark en verweerder er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de door hem sinds het jaar 2008 ingezette cultuurverandering ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, leidt niet tot het oordeel dat de opgelegde straf van voorwaardelijk ontslag niet evenredig is. Door een voorwaardelijk strafontslag op te leggen maakt verweerder duidelijk dat een vergelijkbaar plichtsverzuim niet getolereerd zal worden en kan hij de door hem gewenste cultuurverandering bewerkstelligen, ervan uitgaande dat eiser hier lering uit trekt en dat leidinggevenden toezicht houden en voorbeeldgedrag vertonen. Dat de besluitvorming, zoals eiser stelt, lang heeft geduurd, wat daar verder ook van zij, maakt niet dat het voorwaardelijk ontslag niet evenredig is.
6.3.
De beroepsgrond faalt.
7. De beroepsgrond dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door aan [d], die ook goederen heeft meegenomen, slechts een berisping op te leggen, faalt. De rechtbank is van oordeel dat een berisping niet in een redelijke verhouding staat tot de aard en ernst van het door eiser gepleegde plichtsverzuim. Het gelijkheidsbeginsel gaat niet zo ver dat verweerder een eerder gemaakte fout, het (naar het zich laat aanzien) te licht bestraffen van [d], moet herhalen bij eiser (vergelijk ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juli 2012, ECLI:CRVB:2012:BX2453).
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mr. M.C. Woudstra en mr. E. Lunenberg, leden, in aanwezigheid van mr. S. Kara, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2015.
De griffier is buiten staat deze voorzitter
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.