ECLI:NL:RBROT:2015:4527

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
C/10/476472 / KG RK 15-973
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot inroepen huurbeding in het kader van executoriale verkoop

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door ING Bank N.V. Het verzoek van ING strekte tot het verkrijgen van verlof om het huurbeding, opgenomen in de hypotheekakte, in te roepen tegen de onbekende huurders van een woning. De procedure volgde op een hypotheekachterstand, waarbij ING de woning executoriaal wilde verkopen. De zitting vond plaats op 19 juni 2015, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. J. Voskamp en de verweerders door mr. J.F. Hardeman.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verweerders, samen met hun twee minderjarige kinderen, in de woning verbleven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen signalen waren die op verhuur wezen, en dat de woning volledig bewoond werd door de eigenaar. Het taxatierapport bevestigde dat er geen huurders waren en dat de woning normaal werd gebruikt.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er gegronde redenen waren om aan te nemen dat er geen huurders waren op het moment van de executoriale verkoop. Hierdoor werd het verzoek van ING afgewezen, en werd verzoekster veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op € 530,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het inroepen van het huurbeding door hypotheekhouders en de noodzaak om dit zorgvuldig te onderbouwen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/476472 / KG RK 15-973
Beschikking van de voorzieningenrechter van 23 juni 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. T.J.P. Jager,
en

1.[verweerder],

2. [verweerster],
beiden wonende te [woonplaats],
verweerders.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift d.d. 18 mei 2015;
  • de mondelinge behandeling d.d. 19 juni 2015.
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof om het huurbeding, opgenomen in de bij het verzoekschrift overgelegde hypotheekakte, op grond van artikel 3:264 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in te roepen tegen:
DE ONBEKENDE HUURDERS C.Q. ONDERHUURDERSverblijvend in het perceel aan de [adres], niet verschenen.
Ter zitting zijn verschenen:
Mr J. Voskamp namens verzoekster;
[verweerder] en [verweerster], bijgestaan door mr. J.F. Hardeman.

2.De beoordeling

Ter zitting geeft mr. J.F. Hardeman aan dat [verweerder] en [verweerster] samen met hun 2 minderjarige kinderen in de woningen verblijven. Vanwege een hypotheekachterstand wil ING de woning executoriaal verkopen en is er een veiling gepland op 24 juni 2015. Onderhandelingen met ING hebben tot op heden niets opgeleverd en daarom is er een executie kort geding aanhangig gemaakt. Uit het taxatierapport blijkt dat er in de woning sprake is van een gebruikelijke hoeveelheid bedden voor een gezin bestaande uit 4 personen. Eveneens is door de taxateur aangegeven dat er geen signalen zijn die op verhuur wijzen. Overduidelijk is dat de woning niet verhuurd wordt. Geconcludeerd wordt tot afwijzing van het verzoek.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Krachtens artikel 3:264 lid 1 onder c BW zoals dat geldt sinds 1 januari 2015 dient een hypotheekhouder in geval van executoriale verkoop van een woning het huurbeding in te roepen, tenzij er gegronde reden zijn om aan te nemen dat er geen personen krachtens huurovereenkomst op het moment van bekendmaking van de executoriale verkoop van de woning gebruik kunnen maken.
Uit het in het geding gebrachte taxatierapport blijkt dat geen sprake is van een geveltaxatie, maar de taxateur de woning van binnen heeft bezichtigd.
In het rapport staat onder meer vermeld dat het object thans volledig bewoond wordt door de eigenaar, dat het niet bewoond wordt door derden, sprake is van normaal gebruik en de taxateur geen signalen heeft ontvangen die afwijken van hetgeen hiervoor is vermeld.
Nu ook de hypotheekgever uitdrukkelijk heeft verklaard dat er geen huurders zijn, concludeert de voorzieningenrechter dat er in dit geval gegronde redenen zijn om aan te kunnen nemen dat in de te executeren woning geen sprake is van huur. Dat brengt met zich dat het onderhavige verzoek niet voor toewijzing in aanmerking komt en de procedure nodeloos is gestart, omdat de relevante feiten al voor indiening van het verzoek bekend waren.
Het verzoek wordt derhalve afgewezen, met veroordeling van verzoekster in de kosten aan de zijde van [verweerder] en [verweerster] gevallen. Die kosten worden begroot op € 78,- griffierecht en € 452,- aan salaris advocaat.
Mr Hardeman heeft overgelegd een brief van de notaris aan [verweerder] en [verweerster] d.d. 4 juni 2015, waarin een kostenopgave is opgenomen die betrekking heeft op het bedrag dat voldaan dient te worden om een veiling te voorkomen. De voorzieningenrechter merkt op dat op grond van het vorenstaande de post “kosten advocaat i.v.m. inroepen huurbeding” ten onrechte in de kostenstaat is opgenomen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek af.
veroordeelt verzoekster in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] en [verweerster] gevallen, tot op heden begroot op € 530,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2015.
1705/676