Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
ING BANK N.V.,
1.[verweerder],
1.De procedure
- het verzoekschrift d.d. 18 mei 2015;
- de mondelinge behandeling d.d. 19 juni 2015.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door ING Bank N.V. Het verzoek van ING strekte tot het verkrijgen van verlof om het huurbeding, opgenomen in de hypotheekakte, in te roepen tegen de onbekende huurders van een woning. De procedure volgde op een hypotheekachterstand, waarbij ING de woning executoriaal wilde verkopen. De zitting vond plaats op 19 juni 2015, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. J. Voskamp en de verweerders door mr. J.F. Hardeman.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verweerders, samen met hun twee minderjarige kinderen, in de woning verbleven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen signalen waren die op verhuur wezen, en dat de woning volledig bewoond werd door de eigenaar. Het taxatierapport bevestigde dat er geen huurders waren en dat de woning normaal werd gebruikt.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er gegronde redenen waren om aan te nemen dat er geen huurders waren op het moment van de executoriale verkoop. Hierdoor werd het verzoek van ING afgewezen, en werd verzoekster veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op € 530,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het inroepen van het huurbeding door hypotheekhouders en de noodzaak om dit zorgvuldig te onderbouwen.