In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een vrijwaringsincident in het kader van een beroepsaansprakelijkheidskwestie. De eiser, Johannes Hendrik Koekenbier, heeft de besloten vennootschap Groenewegen en Partners B.V. aangesproken voor schade die hij heeft geleden als gevolg van het niet tijdig aanbrengen van een dagvaarding. Groenewegen heeft op haar beurt verzocht om de twee advocaten, aan wie zij de opdracht had gegeven om de dagvaarding uit te brengen, in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft de vordering van Groenewegen toegewezen, waarbij zij oordeelde dat er voldoende gronden zijn om de betrokken advocaten te dagvaarden. De rechtbank overwoog dat Groenewegen een beroepsfout heeft gemaakt door de dagvaarding niet tijdig aan te brengen, maar dat deze fout niet schadelijk zou zijn geweest voor de eiser als de andere advocaten hun taken correct hadden uitgevoerd. De rechtbank benadrukte dat de onderlinge draagplicht tussen de betrokken partijen in de vrijwaringsprocedure aan de orde kan komen. De beslissing van de rechtbank is op 24 juni 2015 openbaar uitgesproken, waarbij de kosten van het incident aan Groenewegen zijn opgelegd. De zaak zal op 5 augustus 2015 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.