In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Veiligheid en Justitie en drie eisers, die werkzaam waren bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De eisers hadden aanvragen ingediend voor een tweede aanstelling op basis van de circulaire 'Richtlijnen tweede aanstelling' van 26 juni 2012. De minister had deze aanvragen afgewezen, met als argument dat de eisers, die voor 1 januari 2012 met SBF-verlof waren gegaan, buiten de reikwijdte van de circulaire vielen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de minister beoordeeld in het licht van het verbod op leeftijdsdiscriminatie en het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank oordeelde dat de bestreden besluiten niet in strijd waren met het verbod op leeftijdsdiscriminatie, omdat de toepassing van de SBF-regeling objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank stelde vast dat de circulaire niet direct leeftijd als criterium hanteert en dat de ingangsdatum van de circulaire bepalend is voor de aanspraken, niet de leeftijd van de betrokkenen. Echter, de rechtbank gaf ook aan dat de eisers onterecht waren achtergesteld bij jongere collega's die na 1 januari 2012 met SBF-verlof waren gegaan. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden besluiten in strijd waren met het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en bepaalde dat de minister het door de eisers betaalde griffierecht moest vergoeden. De rechtbank besloot geen finale geschilbeslechting te beproeven, gezien het feit dat er al hoger beroep aanhangig was bij de Centrale Raad van Beroep tegen uitspraken van andere rechtbanken over dezelfde rechtsvragen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier zorgde voor de verzending van het afschrift aan de partijen.