Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 januari 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 12 mei 2015.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert eiser, wonende te Heerenveen, van gedaagde, zijn schoonvader wonende te Dordrecht, terugbetaling van een bedrag van € 30.932,50, dat hij aan gedaagde heeft geleend. De leningsovereenkomst is op 15 augustus 2009 ondertekend, en er zijn meerdere bedragen verstrekt in de jaren daarna. Eiser stelt dat gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de overeengekomen termijnen en dat het gehele bedrag thans opeisbaar is. Gedaagde betwist dit en beroept zich op de redelijkheid en billijkheid, stellende dat het onaanvaardbaar zou zijn om het gehele bedrag terstond op te eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde een bedrag van € 30.932,50 heeft geleend, maar dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de opeisbaarheid van de betalingsverbintenis. De rechtbank overweegt dat, hoewel eiser recht heeft op terugbetaling, de redelijkheid en billijkheid in acht moeten worden genomen. Gezien de financiële problemen van gedaagde en de eerdere afspraken, heeft de rechtbank besloten om gedaagde te veroordelen tot betaling van € 7.250,00 ineens en € 250,00 per maand met ingang van 1 juli 2015.
De vordering tot het verstrekken van informatie over de financiële situatie van gedaagde is afgewezen, omdat eiser geen rechtens te respecteren belang heeft bij deze informatie. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 24 juni 2015.