In deze zaak heeft de vereniging Voetbal Vereniging Woubrugge (hierna: Woubrugge) een kort geding aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna: KNVB) met als doel de schorsing van een uitspraak van de Tuchtcommissie van de KNVB van 13 mei 2015. Deze uitspraak betrof een tuchtprocedure tegen een speler van NSV'46 die op 25 april 2015 een directe rode kaart had gekregen in een competitiewedstrijd tegen Woubrugge. De scheidsrechter had de rode kaart niet correct geregistreerd in het elektronische systeem Sportlink, wat leidde tot verwarring over de speelgerechtigdheid van de speler in de daaropvolgende wedstrijd. Woubrugge stelde dat de KNVB in strijd met haar eigen reglementen handelde door de speler van NSV'46 toe te laten in de wedstrijd van 2 mei 2015, wat uiteindelijk leidde tot het kampioenschap van NSV'46.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Woubrugge een spoedeisend belang had bij de schorsing van de uitspraak van de Tuchtcommissie, omdat deze uitspraak de mogelijkheid van promotie naar de 3e klasse in de weg stond. Echter, de rechter oordeelde dat de Tuchtcommissie in redelijkheid tot haar beslissing had kunnen komen, aangezien NSV'46 te goeder trouw had gehandeld op basis van de informatie die zij had ontvangen van de KNVB. De rechter concludeerde dat er onvoldoende grond was om de uitspraak van de Tuchtcommissie te schorsen en wees de vordering van Woubrugge af. Woubrugge werd veroordeeld in de proceskosten van de KNVB.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte registratie van wedstrijdgegevens en de gevolgen van administratieve fouten in de sport. De rechter bevestigde dat de KNVB niet in strijd met haar reglementen handelde en dat de Tuchtcommissie de juiste procedure had gevolgd in haar beoordeling van de zaak.