ECLI:NL:RBROT:2015:4112
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoekschrift tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzingen in gezagskwesties met betrekking tot minderjarigen
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzingen die door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) waren gegeven met betrekking tot de verzorging en opvoeding van haar minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder stelde dat zij geen gezag had, waardoor de GI geen aanwijzingen kon geven. De kinderrechter oordeelde dat de moeder van rechtswege het gezag heeft over beide minderjarigen, aangezien zij juridisch de moeder is en er geen bewijs was dat zij ten tijde van de bevalling niet bevoegd was tot het gezag.
De kinderrechter merkte op dat de aanwijzing met betrekking tot [minderjarige 1] niet betrekking had op de verzorging en opvoeding, maar op kwesties die via de rechtbank moesten worden behandeld. Daarom werd deze aanwijzing vervallen verklaard. Voor [minderjarige 2] werd het verzoek tot vervallenverklaring afgewezen, omdat de moeder niet in het belang van het kind handelde door belangrijke zaken zoals een geboorteakte en ziektekostenverzekering niet te regelen. De kinderrechter benoemde een bijzondere curator om in het belang van [minderjarige 2] te handelen, gezien de zorgen over de bekwaamheid van de moeder om haar gezag uit te oefenen. De bijzondere curator, mr. J.C. Heijmann, werd aangesteld voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 5 september 2015.