In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de eiseres, Rhine Mineral Trading C.V. (RMT), aanvankelijk stelde dat zij een bestaande partij was. Na een wijziging van advocaat na de comparitie, werd deze stelling niet langer gehandhaafd en verzocht om rectificatie van de partij-aanduiding van C.V. naar B.V. Dit verzoek werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat RMT bedoeld had te procederen in naam van de niet meer bestaande commanditaire vennootschap. De rechtbank oordeelde dat het voor de gedaagden niet kenbaar was dat er sprake was van een kennelijke vergissing en dat de rectificatie niet tijdig was verzocht. Hierdoor werd RMT niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De procedure begon met een vordering van RMT tot hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een bedrag van € 211.310,81, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagden betwistten echter dat RMT een vordering kon instellen, aangezien RMT in 2013 was ontbonden. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat RMT niet als eiser kon optreden, omdat zij niet meer bestond op het moment van de procedure. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gedaagden niet benadeeld zijn door de aanvankelijke partij-aanduiding en dat de rectificatie niet tijdig is aangevraagd.
De rechtbank heeft de proceskosten ten laste van de personen die opdracht hebben gegeven tot het voeren van de procedure, [persoon2] en [persoon1], veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 6.519,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.