In deze zaak vordert de Stichting Boober Afwikkeling Gebruikersovereenkomsten (SBAG) van de gedaagde, wonende te Rotterdam, betaling van een bedrag van € 12.164,84, dat voortvloeit uit een geldleningsovereenkomst die via het crowdfunding platform Boober tot stand is gekomen. De gedaagde heeft in 2008 een lening aangevraagd van € 5.950,00, welke door 44 uitleners is verstrekt. Na het faillissement van Boober in 2009, heeft SBAG zich als vertegenwoordiger van de uitleners opgesteld om de vorderingen te incasseren. De gedaagde heeft tot op heden slechts een deel van de lening afgelost, en SBAG stelt dat hij nog een bedrag van € 6.482,71 verschuldigd is, plus rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij geen overeenkomst van geldlening met SBAG of de uitleners heeft gesloten. De kantonrechter oordeelt dat de gebruikersovereenkomst tussen de gedaagde en Boober wel degelijk een basis vormt voor de vordering van SBAG, aangezien de leningsovereenkomst tot stand is gekomen tussen de gedaagde en de uitleners, ondanks de anonimiteit die het platform bood. De rechter concludeert dat de vordering niet is verjaard en dat de gedaagde verplicht is het bedrag van € 5.068,35 aan SBAG te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat de vereiste aanmaning niet correct is verstuurd. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter op 12 juni 2015.