In deze zaak heeft Achmea Zorgkantoor N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de terugbetaling van een niet verantwoord persoonsgebonden budget (PGB). Achmea, als zorgkantoor, is verantwoordelijk voor de toekenning en controle van PGB's en heeft vastgesteld dat [gedaagde] een bedrag van € 2.723,36 niet heeft verantwoord. De procedure volgde na een beëindigingsbeschikking van 29 november 2012, waarin Achmea [gedaagde] meedeelde dat de toekenning van het PGB werd stopgezet wegens het niet afleggen van verantwoording. Achmea heeft [gedaagde] gesommeerd het niet verantwoorde bedrag terug te betalen, maar [gedaagde] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er bestuursrechtelijke gebreken kleven aan de besluiten van Achmea.
De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in acht genomen en vastgesteld dat er tegen de besluiten van Achmea een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan, maar dat [gedaagde] hiertegen geen rechtsmiddelen heeft aangewend. De kantonrechter oordeelt dat de besluiten van Achmea formele rechtskracht hebben en dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de terugbetaling van het PGB. De vordering van Achmea wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter is dat [gedaagde] aan Achmea moet betalen een totaalbedrag van € 3.238,83, vermeerderd met wettelijke rente, en dat [gedaagde] de proceskosten moet vergoeden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.J. van Boven op 29 mei 2015.