ECLI:NL:RBROT:2015:3726
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.J. Klomp
- M.I. Blagrove
- J.P. Kruimel
- Rechtspraak.nl
Waardering van onroerende zaak en toepassing van vrijstellingen in het belastingrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een ondergronds station, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over de waardering van de onroerende zaak voor de onroerende-zaakbelastingen. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 56.459.000,- per waardepeildatum 1 januari 2011, terwijl eiseres een waarde van maximaal € 3.464.979,- betoogde. Eiseres stelde dat de heffingsambtenaar een onjuiste objectafbakening had gemaakt door de Noordhal, Zuidhal en stationshal tot de onroerende zaak te rekenen, terwijl deze volgens haar niet tot haar eigendom behoren.
De rechtbank oordeelde dat de Noordhal, Zuidhal en stationshal wel degelijk onderdeel uitmaken van de onroerende zaak, omdat deze onroerende zaken constructief met elkaar verbonden zijn en niet van elkaar kunnen worden afgescheiden zonder dat dit schade toebrengt aan de hoofdzaak. De rechtbank volgde daarbij de jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeerde dat de onroerende zaak als één geheel moet worden aangemerkt. Eiseres' argumenten over de objectafbakening en de waardering werden verworpen, en de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste wijze had vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.