1.2.Uit het rapport van bevindingen bestuurlijke boete van 19 augustus 2013 volgt dat op 15 augustus 2013 in de woonruimte een hennepkwekerij is aangetroffen.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van verweerder dat eiser artikel 30 van de Huisvestingswet, in samenhang met artikel 16b van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 (Huisvestingsverordening) heeft overtreden, nu de woning door de aangetroffen hennepkwekerij zonder vergunning aan de woonbestemming is onttrokken, waardoor een deel van de woonruimte niet langer geschikt was voor bewoning. Verweerder merkt eiser aan als overtreder en is van mening dat hij eiser terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij ten onrechte als overtreder is aangemerkt, nu hij de woonruimte met ingang van 1 december 2012 voor de duur van twaalf maanden heeft onderverhuurd aan [persoon] en hij niet wist dat er een hennepkwekerij in de woonruimte was.
4. Op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet, zoals dit luidde ten tijde van belang, is het verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van verweerder aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is.
Artikel 85a, eerste lid, van de Huisvestingswet, zoals dit luidde ten tijde van belang en voor zover in deze zaak van belang, bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van artikel 30, eerste lid. Verweerder is bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
Op grond van het tweede lid, aanhef en onder c, van dit artikel, voor zover in deze zaak van belang, kan de bestuurlijke boete niet hoger zijn dan € 18.500,- voor overtreding van artikel 30, eerste lid.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening het bedrag van de bestuurlijke boete vaststelt die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.
Op grond van artikel 16b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening is het verboden zonder een onttrekkingsvergunning van verweerder een woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder onttrekking geschikt is
Op grond van artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening kan verweerder een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van artikel 30 van de Huisvestingswet.
Volgens het tweede lid van dit artikel, gelezen in verbinding met artikel 2, tweede lid, van de bijlage bij de Huisvestingsverordening en de daarbij behorende tabel 1, bedraagt de in het eerste lid bedoelde boete voor de eerste overtreding bij het onvergund samenvoegen of onttrekken van woonruimte vanuit een bedrijfsmatige exploitatie € 4.000,-.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het verbod van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet, gelezen in samenhang met artikel 16b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening is overtreden, waardoor de woonruimte niet langer geschikt was voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang.