ECLI:NL:RBROT:2015:3602

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
473197 / HA RK 15-269
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster tegen mr. W.J. van den Bergh, de rechter die haar zaak behandelde. De verzoekster voelde zich onplezierig bejegend door de rechter tijdens een zitting op 1 april 2015, waar zij en haar ex-partner betrokken waren bij een civielrechtelijke procedure over de omgang met hun kind. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.K. van der Brugge, voerde aan dat de rechter haar niet serieus nam en denigrerende opmerkingen maakte, wat volgens haar de schijn van partijdigheid wekte.

De rechter, mr. W.J. van den Bergh, betwistte de beschuldigingen en verklaarde dat het niet zijn bedoeling was om de verzoekster te kwetsen. Hij gaf aan dat hij de problemen rondom de omgang met het kind serieus nam en dat hij de intentie had om de ex-partner van verzoekster te bevragen na de schorsing van de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor partijdigheid van de rechter. Het is een algemeen uitgangspunt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling onpartijdig worden geacht, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De wrakingskamer concludeerde dat de gevoelens van verzoekster over de bejegening door de rechter niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd benadrukt dat het kritisch bevragen van partijen door de rechter een essentieel onderdeel van het proces is. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. H.J.M. van der Kaaij en mr. W.J. Roos-van Toor, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/473197 / HA RK 15-269
Beslissing van 24 april 2015
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. R.K. van der Brugge te Den Haag,
strekkende tot wraking van:
mr. W.J. van den Bergh, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Handel (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 1 april 2015 is door de rechter van deze rechtbank behandeld de door [naam wederpartij] tegen verzoekster ingestelde civielrechtelijke vordering.
Die procedure draagt als zaak- / rekestnummer: C/10/471480 / KG ZA 15-245.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de advocaat van verzoekster wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de fax van 7 april 2015 van de advocaat van verzoekster, met bijlage.
Verzoekster alsmede de rechter en [naam wederpartij] en diens advocaat mr. Van der Pluijm-de Jonge zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 13 april 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoekster met haar advocaat en de rechter. Verzoekster en de rechter hebben hun standpunten nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de email van mr. Van der Pluijm-de Jonge van 13 april 2015.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Aan het begin van de zitting heeft de rechter lachend tegen verzoekster gezegd “
Nu wordt u fel hè, als het om uw kind gaat? Dat is goed, dat moet zo.” Dit is niet goed bij verzoekster gevallen. Vervolgens is de rechter herhaaldelijk met verzoekster in debat gegaan over haar antwoorden op vragen. Daarbij liet de rechter blijken dat hij verzoekster niet serieus nam. Toen verzoekster de problemen opsomde die zij met de baby ondervond wanneer haar ex-partner haar had teruggebracht, heeft de rechter gezegd: “
Iedere baby huilt toch wel eens? Buikkrampjes zijn heel gewoon. Dat hoort allemaal bij het leven.”. Ook dit kwam denigrerend bij verzoekster over. De rechter heeft met het voorgaande de schijn van partijdigheid gewekt.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter betreurt het dat verzoekster zich door de wijze waarop hij haar bejegend heeft gegriefd voelt. Dat was niet de bedoeling van de rechter. Ook heeft de rechter de problemen rond de omgang met de zes maanden oude baby niet gebagatelliseerd. Dit is immers een gevoelige kwestie. De rechter betreurt dat verzoekster niet het gevoel had dat haar argumenten zouden wegen en van belang waren. De rechter zocht in het belang van het kind van verzoekster en de ex-partner naar de ruimte aan beide zijden om zo mogelijk tot het treffen van een omgangsregeling te kunnen komen. De rechter had de intentie na de schorsing de ex-partner te bevragen. Vanwege de wraking is dat er niet van gekomen. De rechter had dit onderzoek graag afgemaakt en wist nog niet wat hij in deze zaak zou gaan beslissen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt. Verzoekster heeft zich onplezierig gevoeld bij de wijze waarop de rechter haar bejegend heeft. De rechter betreurt dit en heeft verklaard dat dit niet de bedoeling was. Een klacht over de bejegening door de rechter levert op zichzelf genomen geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de rechter partijdig is of dat de vrees dienaangaande bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. Feiten die wel tot die conclusie zouden kunnen leiden zijn niet aangevoerd.
Dit wordt niet anders waar de rechter de gedaagde partij, verzoekster in de onderhavige procedure, begonnen is kritisch te bevragen over de gronden waarop zij bezwaar heeft tegen de omgang van haar ex-partner met hun kind. Het behoort immer tot de taak van de rechter om beide partijen kritisch te bevragen over hun standpunten. Daarbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat de rechter aan het kritisch bevragen van de andere partij niet toegekomen is, omdat inmiddels een wrakingsverzoek tegen hem was gedaan.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.J. van den Bergh;
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. H.J.M. van der Kaaij en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2015 in tegenwoordigheid van mr. E.M. Beumer, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoekster;
- de rechter;
- mr. B. van der Pluijm-de Jonge.