ECLI:NL:RBROT:2015:3491

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
19 mei 2015
Zaaknummer
3441427 \ CV EXPL 14-45603
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van pensioenoverzicht als pensioentoezegging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Willemstad, en de Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland, gevestigd te Rotterdam. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C.M.A. Mertens, vorderde een verklaring voor recht dat hij recht heeft op een ouderdomspensioen van € 4.833,66 bruto per maand, gebaseerd op een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) dat hij in 2011 had ontvangen. De eiser stelde dat de bedragen op de UPO's foutief waren en dat hij erop had vertrouwd dat deze correct waren. Hij vorderde daarnaast betaling van achterstallig pensioen en andere kosten, waaronder wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De gedaagde, Pensioenfonds Allianz, vertegenwoordigd door mr. A.W. Cramer, verweerde zich door te stellen dat de UPO's niet kwalificeerden als rechtsgeldige verklaringen en dat de eiser niet gerechtvaardigd had vertrouwd op de onjuiste informatie. De kantonrechter oordeelde dat de UPO's niet bedoeld waren om een pensioentoezegging te doen, maar enkel om te voldoen aan de informatieplicht van Pensioenfonds Allianz op grond van de Pensioenwet. De rechter concludeerde dat de eiser niet gerechtvaardigd had vertrouwd op de UPO's en dat de vordering van de eiser daarom moest worden afgewezen.

De kantonrechter wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, vastgesteld op € 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde van Pensioenfonds Allianz. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3441427 \ CV EXPL 14-45603
uitspraak: 22 mei 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te Willemstad, gemeente Moerdijk,
eiser,
gemachtigde: mr. C.M.A. Mertens, werkzaam bij DAS N.V. te Roermond,
tegen
de stichting
Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.W. Cramer te Heemstede.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘Pensioenfonds Allianz’.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 16 september 2014, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
[eiser] is van 1 maart 1974 tot 1 mei 2009 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest bij Allianz Nederland Groep N.V. (nader te noemen: Allianz Nederland Groep).
2.2.
[eiser] en Allianz Nederland Groep hebben een pensioenovereenkomst gesloten. Pensioenfonds Allianz is de pensioenuitvoerder.
2.3.
In (onder meer) de jaren 2009, 2010 en 2011 heeft [eiser] Uniforme Pensioenoverzichten (nader te noemen UPO’s) van Pensioenfonds Allianz ontvangen, met daarop de stand van het ouderdomspensioen van [eiser] bij Pensioenfonds Allianz per 31 december 2008, 31 december 2009 respectievelijk 31 december 2010. Gebleken is dat de op deze UPO’s genoemde bedragen aan ouderdomspensioen foutief waren. Zo stond in het UPO met de stand van het pensioen van [eiser] bij Pensioenfonds Allianz per 31 december 2010 (nader te noemen: het UPO 2011) in plaats van een bedrag van € 35.966,- bruto per jaar aan ouderdomspensioen een bedrag van € 58.004,- bruto per jaar vermeld. Pensioenfonds Allianz heeft [eiser] na ontdekking van de fout UPO’s verstrekt met daarop de juiste bedragen aan ouderdomspensioen.
2.4.
De UPO 2009 luidt voor zover thans van belang: “
Dit pensioenoverzicht is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Wij zijn uitgegaan van de ons bekende gegevens en uw pensioenreglement. Het pensioenreglement is uiteindelijk bepalend.
2.5.
De UPO’s 2010 en 2011 luiden voor zover thans van belang: “
Dit pensioenoverzicht is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Wij zijn uitgegaan van de ons bekende gegevens en uw pensioenreglement. Het pensioenreglement is uiteindelijk bepalend. U kunt het pensioenreglement downloaden van www.pensioenfondsenallianz.nl.
2.6.
[eiser] ontvangt sinds 1 november 2011 ouderdomspensioen van Pensioenfonds Allianz.

3.De vordering

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [eiser] een – op basis van de UPO 2011 berekende – ouderdomspensioen toekomt van € 4.833,66 bruto per maand;
Pensioenfonds Allianz te veroordelen om aan [eiser] te betalen:
1. een bedrag van € 60.604,50 bruto aan ouderdomspensioen over de periode
1 november 2011 tot 1 mei 2014;
2. een bedrag van € 1.836,50 per maand voor iedere maand vanaf 1 augustus 2014;
3. de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
4. de buitengerechtelijke kosten conform de BIK;
5. de kosten van de procedure.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [eiser] er op mocht vertrouwen dat het op het UPO 2011 vermelde bedrag aan ouderdomspensioen juist was. Op grond van artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Pensioenfonds Allianz dan ook gehouden [eiser] levenslang het bedrag aan ouderdomspensioen te betalen dat vermeld staat op het UPO 2011 dat Pensioenfonds Allianz in eerste instantie aan [eiser] heeft verstrekt.
Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat Allianz toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar (zorg)verplichting. [eiser] heeft hier schade door geleden.
Door de wanbetaling van Pensioenfonds Allianz was [eiser] genoodzaakt buitengerechtelijke kosten te maken die, evenals de wettelijke rente, voor rekening van Pensioenfonds Allianz komen.
3.3.
De overige stellingen van [eiser] worden – voor zover van belang – in de beoordeling besproken.

4.Het verweer

4.1.
Pensioenfonds Allianz concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser], met een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure en heeft daar – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende toe aangevoerd.
4.2.
De UPO’s zijn niet te kwalificeren als verklaringen in de zin van artikel 3:33 BW, zodat een beroep op artikel 3:35 BW niet kan slagen. Subsidiair wordt betwist dat [eiser] gerechtvaardigd op de onjuiste UPO’s mocht vertrouwen. Meer subsidiair wordt betwist dat [eiser] schade lijdt als gevolg van de onjuiste UPO’s.
4.3.
De overige stellingen van Pensioenfonds Allianz worden – voor zover van belang – in de beoordeling besproken.

5.De beoordeling van de vordering

5.1.
Voor een geslaagd beroep op artikel 3:35 BW is in de eerste plaats vereist dat [eiser] gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een rechtshandeling van Pensioenfonds Allianz ex artikel 3:33 BW. Wil sprake zijn van een dergelijke rechtshandeling dan moet Pensioenfonds Allianz met het verzenden van de UPO’s een rechtsgevolg, ofwel verplichtingen, in het leven hebben willen roepen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. Mede gelet op de tekst van de hiervoor onder 2.4. en 2.5. geciteerde voorbehouden, in het bijzonder de zin: “
Het pensioenreglement is uiteindelijk bepalend.”heeft Pensioenfonds Allianz met het verstrekken van de UPO’s willen voldoen aan haar in artikel 38 van de Pensioenwet (PW) genoemde verplichting om haar deelnemers, in casu [eiser], jaarlijks te informeren over (onder meer) de verworven pensioenaanspraken, maar niet om een pensioentoezegging te doen. Het beroep van [eiser] op artikel 3:35 BW kan dan ook niet slagen.
5.2.
[eiser] heeft subsidiair aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Pensioenfonds Allianz toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar (zorg)verplichting om juiste informatie aan [eiser] te verschaffen. Anders dan Pensioenfonds Allianz gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser] hiermee een beroep heeft willen doen op artikel 6:74 BW. Ook deze grondslag kan de vordering niet dragen. Weliswaar is Pensioenfonds Allianz op grond van artikel 38 PW gehouden (onder meer) de hiervoor onder 5.1. genoemde informatie aan [eiser] te verstrekken, maar mede gelet op de onder 2.4. en 2.5. geciteerde voorbehouden heeft Pensioenfonds Allianz niet de verplichting op zich genomen in te staan voor de juistheid van de op de UPO’s vermelde gegevens, zodat zij hier ook niet in kan tekortschieten.
5.3.
Ten overvloede wordt overwogen dat de hiervoor onder 5.2. genoemde stelling van [eiser] ook niet kan slagen, omdat [eiser] geen feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit afgeleid kan worden dat hij thans in een nadeliger positie verkeert dan het geval zou geweest als hij alleen de juiste UPO’s ontvangen had. [eiser] heeft weliswaar verwijzend naar de jaaropgaven van zijn beleggingsverzekering gesteld dat hij op basis van de foutieve UPO’s besloten heeft geen (extra) aanvullende voorzieningen te treffen, maar nu nergens uit blijkt dat de foutieve gegevens op de UPO’s de aanleiding waren om in de jaren 2008 en 20010 geen premies aan de beleggingsverzekering te betalen, wordt dit daar – net als de blote stelling dat de echtgenote van [eiser] als gevolg van de foutieve UPO’s afstand heeft gedaan van het partnerpensioen – onvoldoende toe geacht.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen.
5.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Pensioenfonds Allianz vastgesteld op € 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
874