ECLI:NL:RBROT:2015:3301

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
C/10/438729 / HA ZA 13-1211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake strijdigheid met artikel 2:207c BW (oud) in faillissementszaak

In deze zaak vordert de curator in het faillissement van Bell Marketing B.V. een verklaring voor recht dat de afspraak tussen Bell Marketing, de Holding en ABN AMRO Bank N.V. dat Bell Marketing de geldlening van de Bank aan de Holding zal aflossen, nietig is wegens strijd met artikel 2:207c lid 1 BW (oud). De curator stelt dat deze afspraak in strijd is met het steunverbod, omdat Bell Marketing zich heeft verbonden voor de schuld van een ander, namelijk de Holding, met het oog op het verkrijgen van aandelen in haar moedermaatschappij. De rechtbank heeft de curator opgedragen bewijs te leveren van de gestelde afspraak en houdt verdere beslissingen aan in afwachting van dit bewijs. De zaak betreft een complexe juridische discussie over de geldlening en de rol van de betrokken vennootschappen en hun bestuurders. De curator heeft ook vorderingen ingediend tegen de bestuurders van Bell Marketing wegens onbehoorlijk bestuur, en de rechtbank zal in een latere fase van de procedure de hoogte van de vorderingen en de aansprakelijkheid van de bestuurders beoordelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/438729 / HA ZA 13-1211
Vonnis van 22 april 2015
in de zaak van
[curator], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BELL MARKETING B.V.,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.P.D. van de Klift,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.W. Wijnstekers,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde2],
gevestigd te Veldhoven,
gedaagde,
advocaat mr. R.C. Steenhoek,
3.
[gedaagde3],
laatstelijk wonende te [woonplaats2],
gedaagde,
advocaat mr. R.C. Steenhoek,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde4],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.C. Steenhoek,
5.
[gedaagde5],
wonende te [woonplaats3],
gedaagde,
advocaat mr. J.H.J. Rijntjes.
Partijen zullen hierna de Curator, (gedaagde sub 1) de Bank, (gedaagden sub 2, 3 en 4) [gedaagden 2,3,4] en (gedaagde sub 5) [gedaagde5] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 augustus 2014
  • de akte schorsing rechtsgeding zijdens [gedaagden 2,3,4] van 1 december 2014
  • de akte inzake hervatting na schorsing zijdens [gedaagden 2,3,4] van 9 maart 2015
  • de akte wijziging eis ex artikel 130 Rv zijdens de Curator
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2015
  • de brief van mr. Van der Klift namens de Curator van 20 maart 2014, waarin mr. Van der Klift reageert op het proces-verbaal van comparitie
  • de brief van mr. Steenhoek namens [gedaagden 2,3,4] van 24 maart 2014, waarin mr. Steenhoek reageert op het proces-verbaal van comparitie
  • de brief van mr. Rijntjes namens [gedaagde5] van 27 maart 2014, waarin mr. Rijntjes reageert op het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast.
2.1.
[Beheer B.V.] heeft op of omstreeks 1 juli 2000 de aandelen gekocht die door [persoon1] – via [bedrijf1] – werden gehouden in Bell Services Holding B.V. Bell Services Holding B.V. hield alle aandelen in Bell Services Nederland B.V. [gedaagde5] hield alle aandelen in [Beheer B.V.]
2.2.
Op 5 november 2004 heeft Bell Services Holding B.V. de aandelen in Bell Services Nederland B.V. overgedragen aan [Beheer B.V.] Bell Services Holding B.V. hield vervolgens op te bestaan.
2.3.
Op 28 juni 2009 vindt er een naamswijziging plaats: [Beheer B.V.] is vanaf dat moment genaamd Bell Marketing Holding B.V. (hierna: de Holding), en Bell Services Nederland B.V. heet vanaf dat moment Bell Marketing B.V. (hierna: Bell Marketing).
Bell Marketing is op 15 februari 2011 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de Curator tot curator.
2.4.
Wat de bestuursstructuur ten aanzien van Bell Marketing betreft geldt het volgende.
Tot februari 2004 is Bell Services Holding B.V. de bestuurder van (toen nog: Bell Services Nederland B.V., thans:) Bell Marketing. (Toen: [Beheer B.V.], thans:) de Holding is tot dat moment de bestuurder van Bell Services Holding B.V., en [gedaagde5] de bestuurder van de Holding.
Vanaf november 2004 is de Holding (rechtstreeks) bestuurder van Bell Marketing, naast de heer [persoon2]. [gedaagde5] is dan nog steeds bestuurder van de Holding.
Vanaf januari 2009 tot juli 2010 wordt Bell Marketing bestuurd door (alleen) de Holding. Op dat moment zijn [bedrijf2] en [gedaagde4] bestuurder van de Holding. Bestuurder van [gedaagde4] is [gedaagde5].
Vanaf 30 juli 2010 is [gedaagde2] de bestuurder van de Holding, die op haar beurt (nog steeds) bestuurder is van Bell Marketing. Bestuurder van [gedaagde2] is wijlen de heer [persoon3] (hierna: [persoon3]).
[gedaagde5] is derhalve vanaf 2000 tot 30 juli 2010 (indirect en al dan niet samen met een ander) bestuurder van Bell Marketing. Vanaf 30 juli 2010 is [persoon3] (indirect) bestuurder van Bell Marketing.
2.5.
Bij overeenkomst, ondertekend namens de Bank op 22 juni 2000 en namens [Beheer B.V.] (i.o.) op 27 juni 2000, heeft de Bank NLG 5 miljoen uitgeleend aan [Beheer B.V.]
“ter financiering van de overname van de aandelen van [bedrijf1]” (zie onder 2.1). Er is daarbij onder meer een borgstelling van [persoon3] en [gedaagde5] overeengekomen.
2.6.
De rente- en aflossingstermijnen ten aanzien van voornoemde lening zijn betaald door (voorheen genaamd Bell Services Nederland B.V., thans) Bell Marketing. Bell Marketing heeft deze betalingen geboekt in de rekening-courant verhouding met (voorheen genaamd [Beheer B.V.], thans) de Holding.
2.7.
In een brief van de Bank aan [persoon3] van 10 september 2002 staat onder meer het volgende:
“Hierbij informeren wij u, in uw hoedanigheid als borg van [Beheer B.V.], omtrent de financiële positie van kredietnemer.
Het boekjaar 2001/2002 was, naar het zich laat aanzien op basis van interne cijfers, een slecht jaar. De cash flow was ontoereikend om alle verplichtingen te kunnen voldoen.
Wij hebben ten behoeve van de werkmaatschappij een extra krediet verlengd tot 1.3.2003 op basis van de thans goed gevulde orderportefeuille. Per 1.3.2003 zullen we, mede aan de hand van de halfjaarcijfers, continuering van de kredietfaciliteit bezien.”

3.Het geschil

3.1.
De Curator vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
“1. Primair, voor recht [verklaart] dat de afspraak tussen Bell Marketing, [de Holding] en [de Bank] dat Bell Marketing de geldlening van [de Bank] aan [de Holding] zal aflossen, alsmede de verschuldigde rentetermijnen zal betalen, tegen verkrijging van een rekening-courantvordering op [de Holding] nietig is wegens strijd met artikel 2:207c lid 1 (oud) BW;
2. Subsidiair, voor recht [verklaart] dat de afspraak tussen Bell Marketing, [de Holding] en [de Bank] dat Bell Marketing de geldlening van [de Bank] aan [de Holding] zal aflossen, alsmede de verschuldigde rentetermijnen zal betalen, tegen verkrijging van een rekening-courantvordering op [de Holding] nietig is wegens strijd met artikel 2:207c lid 2 (oud) BW;
3. Voor recht [verklaart] dat het bestuur van Bell Marketing haar taak krachtens artikel 2:248 BW kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld door de afspraak met [de Holding] en [de Bank] dat Bell Marketing de geldlening van [de Bank] aan [de Holding] zal aflossen, alsmede de verschuldigde rentetermijnen zal betalen, tegen verkrijging van een rekening-courantvordering op [de Holding] in de periode van drie jaar voorafgaande aan het faillissement te handhaven;
4. Voor recht [verklaart] dat het bestuur van Bell Marketing haar taak krachtens artikel 2:9 BW onbehoorlijk heeft vervuld door de afspraak met [de Holding] en [de Bank] dat Bell Marketing de geldlening van [de Bank] aan [de Holding] zal aflossen, alsmede de verschuldigde rentetermijnen zal betalen, tegen verkrijging van een rekening-courantvordering op [de Holding] in de periode van drie jaar voorafgaande aan het faillissement te handhaven;
5. [ de Bank] [veroordeelt] om aan de Curator te betalen EUR 1.581.581,-- (zegge: een miljoen vijfhonderd eenentachtigduizend vijfhonderd eenentachtig euro) wegens onverschuldigde betaling ex art. 6:203 BW, voor zover dit bedrag niet reeds op enig moment door de andere gedaagden aan de Curator is voldaan;
6. Primair, [[gedaagden 2,3,4] en [gedaagde5]], hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, althans [gedaagde2], althans [persoon3], althans [gedaagde4], althans [[gedaagde5]] [veroordeelt] om aan de Curator te betalen het bedrag van de schulden in het faillissement van Bell Marketing, voor zover die niet door vereffening van overige baten kunnen worden voldaan, een en ander zoals die bij gelegenheid van de verificatievergadering zijn vastgesteld, vermeerderd met het bedrag van de faillissementskosten, waaronder begrepen het salaris van de Curator, voor zover dit bedrag niet reeds (gedeeltelijk) door [de Bank] op enig moment aan de Curator is voldaan;
7. Subsidiair, [[gedaagden 2,3,4] en [gedaagde5]], hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, althans [gedaagde2], althans [persoon3], althans [gedaagde4], althans [[gedaagde5]] [veroordeelt] om aan de Curator te betalen het bedrag van de schulden in het faillissement van Bell Marketing, voor zover die niet door vereffening van overige baten kunnen worden voldaan, een en ander zoals die bij gelegenheid van de verificatievergadering zijn vastgesteld, vermeerderd met het bedrag van de faillissementskosten, waaronder begrepen het salaris van de Curator, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor zover dit bedrag niet reeds (gedeeltelijk) door [de Bank] op enig moment aan de Curator is voldaan;
8. [ [gedaagden 2,3,4] en [gedaagde5]], hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, althans [gedaagde2], althans [persoon3], althans [gedaagde4], althans [[gedaagde5]] [veroordeelt] om aan de Curator te betalen een voorschot van EUR 343.035,26 (zegge: driehonderd drieënveertigduizend vijfendertig euro en zesentwintig eurocent) op het bedrag van de schulden in het faillissement van Bell Marketing, voor zover die niet door vereffening van overige baten kunnen worden voldaan, een en ander zoals die bij gelegenheid van de verificatievergadering zijn vastgesteld, vermeerderd met het bedrag van de faillissementskosten, waaronder begrepen het salaris van de Curator, zoals nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
9. Gedaagden, hoofdelijk, des de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, althans [de Bank], althans [gedaagde2], althans [persoon3], althans [gedaagde4], althans [[gedaagde5]] [veroordeelt] in de kosten van het geding, onder de bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt – (ii) te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede (iii) met veroordeling van gedaagden in de nakosten de somma van EUR 131,-- (zegge: honderdeenendertig euro), dan wel, indien betekening plaatsvindt, de somma van EUR 199,-- (zegge: honderdnegenennegentig euro).”
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Curator heeft zijn eis gewijzigd. Partijen hebben daartegen geen bezwaar gemaakt. Nu de rechtbank de eiswijziging ook ambtshalve niet in strijd acht met de eisen van een goede procesorde zal zij recht doen op de aldus gewijzigde – onder 3. hierboven weergegeven – eis.
4.2.
De primaire vordering van de Curator strekt tot een verklaring voor recht dat bij het verstrekken van de geldlening in 2000 is gehandeld in strijd met het steunverbod van artikel 2:207c lid 1 BW (oud). Krachtens artikel 2:207c lid 1 BW (oud) mocht de vennootschap (in casu Bell Marketing) zich niet hoofdelijk of anderszins naast of voor anderen verbinden met het oog op het verkrijgen door anderen van aandelen in haar kapitaal. Artikel 2:207c lid 1 BW (oud) is ook van toepassing in een geval als het onderhavige, waarin (volgens de stellingen van de Curator) de dochter (Bell Marketing) zich met het oog op de verwerving door anderen (namelijk [Beheer B.V.], thans genaamd de Holding) van aandelen in het kapitaal van haar moeder (de thans niet langer bestaande vennootschap Bell Services Holding B.V.) hoofdelijk of anderszins naast anderen heeft verbonden. De primaire vordering van de Curator is gekoppeld aan een vordering tot betaling van € 1.581.581 door de Bank, alsmede aan een vordering tot verklaring voor recht dat [gedaagden 2,3,4] en [gedaagde5] hun taak als bestuurder onbehoorlijk hebben vervuld, welke laatste vordering is gekoppeld aan een vordering tot betaling van het boedeltekort.
4.3.
Artikel 2:207c BW is met ingang van 1 oktober 2012 vervallen. Krachtens artikel V.1.1 Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht in verbinding met artikel 81 lid 3 Ow BW is de bepaling niet van toepassing als alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op de nietigheid ex artikel 2:207c BW hadden kunnen beroepen, de handeling voor 1 oktober 2012 als geldig hebben aangemerkt. Tussen partijen is – terecht – niet in geschil dat artikel 2:207c BW (oud) op het onderhavige geschil van toepassing is, nu de Curator voor 1 oktober 2012 jegens alle betrokken partijen de nietigheid van de hierna te bespreken afspraak heeft ingeroepen.
4.4.
Volgens de Curator heeft Bell Marketing met het oog op de verwerving door (thans:) de Holding (voorheen: [Beheer B.V.]) van de aandelen in het kapitaal van haar (toenmalige) moedervennootschap (Bell Services Holding B.V.) met de Holding en de Bank afgesproken dat zij de aan de Holding verstrekte geldlening af zal lossen en de verschuldigde rentetermijnen zal betalen. Daarmee heeft Bell Marketing zich hoofdelijk of anderszins verbonden naast of voor de Holding jegens de Bank, aldus de Curator. Het gevolg daarvan is dat deze afspraak nietig is ex artikel 2:207c lid 1 BW (oud), zodat de bedragen die Bell Marketing aan de Bank heeft betaald onverschuldigd zijn betaald. Dit betreft volgens de Curator een bedrag van € 1.581.581.
4.5.
Voor zover de Curator zich op het standpunt stelt dat het feit dat Bell Marketing steeds de rente en aflossing heeft betaald voldoende is voor strijd met artikel 2:207c lid 1 BW (oud) faalt zijn betoog. Zoals gedaagde partijen terecht stellen is er op zichzelf geen bezwaar dat Marketing deze betalingen heeft gedaan; het staat haar vrij de verbintenissen van een ander na te komen (6:30 BW). Dat geldt ook als Bell Marketing op enig moment een incassomachtiging zou hebben afgegeven aan de Bank (hetgeen de Bank overigens betwist). Waar het om gaat is of Bell Marketing een eigen verplichting op zich heeft genomen jegens de Bank om de (in verband met de verwerving van de aandelen in Bell Services Holding verstrekte lening verplichte) rente- en aflossingstermijnen te betalen. Het verstrekken van een incassomachtiging kan wel een aanwijzing zijn dat Bell Marketing een dergelijke verplichting op zich heeft genomen, maar is op zichzelf genomen onvoldoende om een dergelijke verplichting aan te nemen. Zoals de Bank terecht heeft gesteld had Bell Marketing (ook) ondanks een incassomachtiging de betaling op ieder door haar gewenst moment kunnen staken. De Bank zou Bell Marketing dan (in juridische zin) niet tot betaling hebben kunnen aanspreken. Dat is slechts anders als Bell Marketing zich zelf jegens de Bank zou hebben verbonden tot betaling.
4.6.
Dat laatste is (ook) wat de Curator stelt, namelijk dat bij het aangaan van de lening tussen Bell Marketing, de Holding en de Bank (mondeling) is afgesproken dat Bell Marketing de geldlening van de Bank aan de Holding zal aflossen, alsmede de verschuldigde rentetermijnen zal betalen. Voor zover deze afspraak in rechte komt vast te staan, heeft Bell Marketing wel degelijk een eigen verplichting op zich genomen jegens de Bank tot betaling. In dat geval is gehandeld in strijd met artikel 2:207c lid 1 BW (oud).
De Bank en [gedaagde5] hebben betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Het bestaan van deze afspraak kan niet reeds worden aangenomen op basis van de thans door de Curator overgelegde stukken, waaronder een namens de Curator opgestelde verklaring van [gedaagde5], alleen al omdat [gedaagde5] de juistheid van die verklaring heeft betwist, ontkent dat een dergelijke afspraak is gemaakt en de namens de Curator opgestelde verklaring niet heeft ondertekend. Aan de andere kant kan niet worden aangenomen dat, zoals gedaagde partijen stellen, een dergelijke afspraak niet is gemaakt vanwege het enkele feit dat het gebruikelijk is een dergelijke afspraak schriftelijk vast te leggen. Dat betekent dat aan bewijslevering wordt toegekomen. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op de Curator de bewijslast van zijn stellingen. De Curator heeft bewijs aangeboden van het bestaan van voornoemde afspraak door het horen van getuigen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal dit bewijs aan de Curator worden opgedragen.
4.7.
Gedaagden hebben subsidiair een beroep op conversie gedaan (artikel 3:42 BW). Zij betogen dat als de Bank, de Holding en Bell Marketing zich zouden hebben gerealiseerd dat de door hen toegepaste constructie in strijd was met het bepaalde in artikel 2:207c lid 1 BW (oud), zij gekozen zouden hebben voor de doorleenconstructie, waarbij Bell Marketing de lening zou zijn aangegaan met de Bank, en Bell Marketing het geld zou hebben doorgeleend aan de Holding. In dat geval zou geen sprake zijn geweest van strijdigheid met artikel 2:207c lid 1 BW (oud), aldus gedaagden onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 7 mei 2004, NJ 2004, 360.
4.8.
In de door de Hoge Raad – met een restrictieve toepassing van artikel 2:207c lid 1 BW (oud) – gesanctioneerde constructie gaat het om een geval waarin de doelvennootschap (in casu Bell Marketing) een eigen schuld heeft aan de bank, omdat zij een lening aangaat bij de bank. Als zij daarbij zekerheid verstrekt aan de bank, komt dat naar het oordeel van de Hoge Raad niet in strijd met artikel 2:207c lid 1 BW (oud), ook niet als het bedrag van deze lening wordt doorgeleend aan de koper van de aandelen om aldus de koopprijs te voldoen. Deze constructie verschilt op essentiële gronden met de in casu gehanteerde constructie; voor zover de door de Curator gestelde afspraak in rechte komt vast te staan is immers geen sprake van een eigen leenschuld van Bell Marketing aan de Bank, maar van een schuld van een ander (de Holding), voor welke schuld Bell Marketing zich jegens de Bank heeft verbonden. Het door artikel 2:207c lid 1 BW (oud) beschermde belang van instandhouding van het kapitaal van de vennootschap is, anders dan in het door de Hoge Raad berechte geval, in een dergelijk geval (wel) rechtstreeks in het geding. De vennootschap heeft zich dan immers verbonden voor de schuld van een ander, met het oog op het verkrijgen door die ander van aandelen in haar kapitaal (althans dat van haar moeder).
4.9.
De door gedaagden bepleite conversie van deze constructie in de door de Hoge Raad gesanctioneerde constructie is naar het oordeel van de rechtbank onverenigbaar met de strekking van artikel 2:207c lid 1 BW (oud). Die strekking is, zoals hiervoor al aan de orde kwam, bescherming van het belang van instandhouding van het kapitaal van de vennootschap. Voor conversie is geen plaats als, zoals hier, de door partijen gehanteerde constructie die strekking doorkruist. De door de wet bepaalde nietigheid zou dan immers zonder betekenis zijn.
4.10.
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden. Dat betreft onder andere het beroep op artikel 2:207c lid 2 BW (oud) en de gestelde bestuurdersaansprakelijkheid. Daarbij wordt opgemerkt dat de Curator in de dagvaarding en in de akte eiswijziging de (grondslag van de) vordering ook ten aanzien van artikel 2:207c lid 2 BW en de bestuurdersaansprakelijkheid heeft gebaseerd op de door hem gestelde afspraak tussen de Holding, Bell Marketing en de Bank. Ter comparitie heeft de Curator stellingen ingenomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij een ruimere grondslag ziet voor toepassing van artikel 2:207c lid 2 BW (oud) althans bestuurdersaansprakelijkheid, dat wil zeggen ook voor het geval bedoelde afspraak niet in rechte komt vast te staan. Voor zover de Curator (de grondslag van) zijn vordering wil wijzigen, wijst de rechtbank erop dat dit bij conclusie of akte ter rolle moet geschieden (artikel 130 Rv). De Curator zal eventueel bij conclusie na enquête (de grondslag van) zijn eis kunnen wijzigen, waarna gedaagden hierop bij antwoordconclusie na enquête kunnen reageren.
Ook zal na bewijslevering (mogelijk) aan de orde komen de hoogte van de door de Curator gestelde vordering op de Bank. Het betreft een bedrag van € 1.581.581; volgens de Curator betreft dit het bedrag van de onverschuldigd (door Bell Marketing) betaalde rente- en aflossingstermijnen. De Bank heeft ter comparitie gesteld (zie het proces-verbaal van de comparitie):
“De bank kan het bedrag dat de curator thans van de bank vordert niet plaatsen. Het is in ieder geval niet het bedrag dat totaal aan de bank is betaald aan aflossing en rente, en het is ook niet het bedrag dat de afgelopen drie jaar aan de bank is betaald. Het is dus onduidelijk hoe de curator tot deze vordering komt.”
Als reactie van de Curator op deze stelling is in het proces-verbaal genoteerd:
“De curator heeft geen volledig zicht op de wijze waarop de vordering in rekening-courant is opgebouwd. De curator beschikt namelijk niet over alle stukken. Wel heeft de curator terug kunnen zien hoe de vordering in de drie jaar voorafgaande aan het faillissement is opgebouwd. In ieder geval in die periode zijn alleen de door Bell Marketing aan de bank betaalde rente en aflossing in de rekening-courant geboekt. Dat het bedrag lager is dan wat aan de bank is betaald kan de curator dus niet verklaren. De vordering op de bank is nu bepaald op het saldo van de rekening-courant vordering op de holding. Dat is immers het bedrag dat aan de bank is betaald.”
In zijn reactie op het proces-verbaal schrijft de Curator over voormeld punt (in het bijzonder de zin: “Dat het bedrag lager is dan wat aan de bank is betaald kan de curator dus niet verklaren”):
“Dit is niet zo tussen partijen tijdens de comparitie besproken. Aan de orde was de vraag waarom het bedrag van de rekening-courantvordering niet gelijk is aan de omvang van het bedrag van de lening die aan [de Holding] is vertrekt. Te dien aanzien heb ik namens de curator verklaard dat deze lening nog niet volledig was afgelost op het moment dat Bell Marketing failliet werd verklaard. Het restant van deze lening heeft [de Bank] op [persoon3] onder de borgtocht verhaald.”
Aldus blijft onverklaard hoe de Curator komt tot het bedrag dat hij thans vordert. Van de zijde van de Bank is betoogd dat het thans gevorderde bedrag niet gelijk is aan het bedrag van de door Bell Marketing betaalde rente en aflossing (wat iets anders is dan de omvang van het bedrag van de lening), noch uitgaande van de totaal (sinds 2000) door Bell Marketing betaalde bedragen, noch uitgaande van de bedragen die in de drie jaar voorafgaand aan het faillissement zijn betaald. Voor zover uit de reactie van de Curator op het proces-verbaal moet worden afgeleid dat de Curator dit (wel) inzichtelijk kan maken kan hij dat bij conclusie na enquête doen.
4.11.
De datum of data en tijdstippen voor eventuele getuigenverhoren aan de zijde van de Curator (in enquête) en aan de zijde van de gedaagde partijen (in contra-enquête) zullen na het wijzen van dit vonnis aan de hand van door partijen op te geven verhinderdata worden bepaald. Daarbij zal zowel een datum voor de enquête worden gepland als een datum worden gereserveerd voor de contra-enquête. Dit laat onverlet het recht van gedaagde partijen om zich na de enquête nader te beraden over de contra-enquête.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt de Curator op te bewijzen dat Bell Marketing, de Holding en de Bank hebben afgesproken dat Bell Marketing de aan de Holding door de Bank verstrekte geldlening af zal lossen en de verschuldigde rentetermijnen zal betalen,
5.2.
bepaalt dat de Curator, indien hij getuigen wil laten horen, de namens hem te horen getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
juni tot en met september 2015moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.3.
bepaalt dat gedaagden, indien deze getuigen in contra-enquête willen voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moeten houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag en tijd,
5.4.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. F. Damsteegt-Molier in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125,
5.5.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2015.
[2148/
1980]