ECLI:NL:RBROT:2015:3283
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens overtreding van het rookverbod in horeca
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horeca-exploitant en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiser, een horecaondernemer, kreeg op 6 juni 2014 een bestuurlijke boete van € 1.200,- opgelegd wegens herhaalde overtredingen van het rookverbod, zoals vastgelegd in artikel 11a van de Tabakswet en het Besluit uitvoering rookvrije werkplek. De eiser had bezwaar aangetekend tegen deze boete, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door de verweerder op 10 juli 2014. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 2 april 2015 was de eiser niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tot eind 2014 een horeca-inrichting exploiteerde en dat op 12 april 2014 door toezichthouders van de NVWA was geconstateerd dat er in de inrichting geen rookverbod was ingesteld. De eiser voerde aan dat de uitzondering voor zelfstandigen zonder personeel op hem van toepassing was, omdat hij slechts één horecalokaliteit exploiteerde met een vloeroppervlak van minder dan 70 m². De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het aantal horecalokaliteiten in de vergunning onjuist was en dat de uitzondering niet van toepassing was.
De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht de boete had opgelegd, gezien de herhaalde overtredingen binnen twee jaar na een eerdere boetebeschikking. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.