In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van een machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 1999. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, vertegenwoordigd door de concerndirecteur maatschappelijke ontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige gedragsproblemen vertoont, die behandeling noodzakelijk maken. De ouders hebben ingestemd met de plaatsing van hun kind in een gesloten accommodatie, maar hebben aangegeven dat zij momenteel niet in staat zijn om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De rechtbank heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met verwijzingen naar de Jeugdwet en de relevante besluiten van de gemeente Rotterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de machtiging gesloten jeugdhulp moet worden verlengd voor een periode van vijf maanden, tot 8 oktober 2015, en heeft het college aangespoord om te onderzoeken of een overplaatsing naar een andere instelling mogelijk is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.