Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
ASTARTE B.V.,
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
[gedaagde2],
ZICHT B.V.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 oktober 2014 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 januari 2015;
- de akte vermindering van eis van Astarte;
- de antwoordakte eisvermindering van Nationale Nederlanden;
- de antwoordakte eisvermindering van [gedaagden2/3]
2.De vaststaande feiten
“Is er sprake geweest van aanraking met politie/justitie ter zake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf”met “nee” beantwoord. Voorafgaand aan de vraag staat vermeld:
“Bij deze vragen dienen feiten vermeld te worden over de voorgeschiedenis van de aanvragen/het bedrijf/en of andere personen van wie het belang wordt meeverzekerd op deze verzekering, die zijn voorgevallen in de laatste acht jaar; en indien er sprake is van een rechtspersoon tevens van de statutair directeur(en)/bestuurder(s) van de rechtspersoon; de aandeelhouder(s) met een belang van 33,3% of meer en – zo deze zelf een rechtspersoon is (zijn) – de statutair directeur(en)/bestuurders daarvan.”
- doorzoekingen op 22 maart 2007
- verhoren in mei 2007
- sluiting p-v 0/OPV/01 op 10 september 2007
- sluiting p-v 1/OPV/01 op 14 september 2007
- dagvaarding voor de MK: 9 maart 2010
3.Het geschil
- zij uit hoofde van de garageverzekering niet tot uitkering verplicht is, omdat bij de aanvraag de detentie van [persoon1] in 1999/2000 niet is gemeld;
- zij uit hoofde van de ZCB-pakketverzekering niet tot uitkering verplicht is, omdat bij de aanvraag de detentie van [persoon1] in 1999/2000 en de doorzoeking van maart 2007 en het verhoor van mei 2007 niet is gemeld;
- Astarte bij het invullen de respectieve aanvraagformulieren de opzet heeft gehad om Nationale Nederlanden te misleiden;
- zij bij de ware kennis van zaken de onderscheiden verzekeringen niet zou hebben gesloten.
- de vraag naar het strafrechtelijk verleden niet in niet voor misverstand vatbare termen aangeeft in welke feiten Nationale Nederlanden is geïnteresseerd;
- het aanvraagformulier voor de ZCB-pakketverzekering heeft [gedaagde2] alleen met een (daartoe onbevoegde) medewerkster van Astarte, [persoon2], besproken, terwijl dit formulier bovendien niet is ondertekend, althans alleen is ondertekend op de plaats waar een handtekening dient te worden geplaatst voor automatische incasso van de premie;
- voldoende relevantie ontbreekt tussen de feiten omtrent het strafrechtelijk verleden van [persoon1] en het risico zoals zich dat heeft verwezenlijkt;
- Astarte noch [persoon1] geenszins de opzet hebben gehad om Nationale Nederlanden te misleiden;
- Nationale Nederlanden niet heeft aangetoond dat zij de onderscheiden verzekeringen niet zou zijn aangegaan indien zij op de hoogte was geweest van het strafrechtelijk verleden van [persoon1].
4.De beoordeling
De vordering tegen Nationale Nederlanden
“Is er sprake geweest van aanraking met politie/justitie ter zake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf”heeft Nationale Nederlanden naar het oordeel van de rechtbank in niet voor misverstand vatbare termen en in voldoende exacte bewoordingen aangegeven welke feiten en omstandigheden omtrent het strafrechtelijk verleden voor haar relevant zijn, namelijk ook die feiten en omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt dat de verzekeringnemer in de genoemde periode verdacht werd van het plegen van een misdrijf. Hiermee is buiten twijfel gesteld dat Astarte moest begrijpen dat deze informatie voor Nationale Nederlanden van belang was voor haar beslissing of, en zo ja, op welke voorwaarden zij de verzekering(en) wilde afsluiten. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken. Dat de vraag niet overeenkomstig een modeltekst is of een tekst zoals door een andere verzekeraar werd/wordt gehanteerd, doet daar niet aan af.
5.De beslissing
getuigenwil laten horen,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank
afdeling privaatrecht, planningsadministratie, kamer 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam (faxnummer 010-2972518)- de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met augustus 2015 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald.
bewijsstukkenen/of door een ander bewijsmiddel, zij dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de afdeling privaatrecht en aan de wederpartij moet opgeven.