ECLI:NL:RBROT:2015:3003
Rechtbank Rotterdam
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking van beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door gemachtigde R. de Nekker, in beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Het beroep richtte zich tegen de hoogte van de in bezwaar vastgestelde proceskosten en de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar door verweerder. Eiseres had eerder haar beroep ingetrokken, maar kwam hierop terug binnen de beroepstermijn. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsregel in de weg stond om de intrekking ongedaan te maken, aangezien dit binnen de termijn was gebeurd.
De rechtbank behandelde vervolgens de argumenten van eiseres, die stelde dat verweerder haar bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Dit standpunt werd echter niet ondersteund door de eerdere claim van eiseres dat de proceskosten te laag waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen belang had bij de procedure, omdat er geen recht op vergoeding van proceskosten bestond bij een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar. Daarom werd het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het besluit van verweerder op grond van de Wet openbaarheid van bestuur was genomen. Dit betekende dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd was om kennis te nemen van een eventueel hoger beroep. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.