In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Biomet Europe B.V. en de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad (OR) van de Biomet-onderdelen. Biomet verzocht om toestemming om een wijziging in de pensioenregeling door te voeren zonder voorafgaande instemming van de OR. De zaak is ontstaan uit een verzoekschrift dat op 15 december 2014 is ingediend, waarin Biomet stelde dat de OR onredelijk had gehandeld door instemming te onthouden voor de voorgestelde wijzigingen. Biomet had eerder overleg gevoerd met de OR over de pensioenregeling, maar de OR had instemming verleend onder voorwaarden die Biomet niet kon of wilde accepteren. Biomet stelde dat de OR geen instemmingsrecht had ten aanzien van compensatieregelingen, omdat deze betrekking hebben op primaire arbeidsvoorwaarden, zoals wijzigingen in het bruto loon.
De OR daarentegen betoogde dat de compensatieregeling wel degelijk instemmingsplichtig was en dat de door Biomet voorgestelde regeling ongerechtvaardigde verschillen maakte tussen verschillende groepen werknemers. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de OR instemmingsrecht heeft ten aanzien van de compensatieregeling, omdat deze nauw samenhangt met de pensioenregeling. De rechter heeft geconcludeerd dat de beslissing van de OR om geen instemming te verlenen niet onredelijk was, en dat Biomet niet voldoende zwaarwegende redenen had aangevoerd om de wijziging door te voeren zonder instemming van de OR.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van Biomet afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de OR in het proces van wijziging van arbeidsvoorwaarden en de noodzaak voor werkgevers om instemming te verkrijgen voor dergelijke wijzigingen.