1.4.Op grond van voormelde feiten en omstandigheden heeft de AFM geconcludeerd dat zich geen situatie voordeed waarin de Wet op het financieel toezicht (Wft) op grond van artikel 1:20, eerste lid, aanhef en onder e, van deze wet niet van toepassing was en dat in de desbetreffende perioden dus sprake was van overtreding van het in artikel 2:60, eerste lid, van de Wft neergelegde verbod in Nederland zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning krediet aan te bieden.
2. Na bij afzonderlijke brieven van 12 september 2013 het voornemen daartoe aan eisers kenbaar te hebben gemaakt en kennis te hebben genomen van de zienswijzen van eisers daarop, heeft de AFM eisers bij de primaire besluiten I, II, en III een bestuurlijke boete opgelegd van respectievelijk € 150.000,- (eiseres), € 100.000,- (eiser 1) en € 50.000,-
(eiser 2); aan eiseres wegens overtreding van artikel 2:60, eerste lid, van de Wft in de perioden van 25 mei 2011 tot 9 maart 2012, van 20 april 2012 tot 5 oktober 2012 en van
5 oktober 2012 tot 8 maart 2013 en aan eiser 1 en eiser 2 wegens het feitelijk leidinggeven daaraan. Bij de bestreden besluiten I, II en III heeft de AFM de daartegen door eisers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
3. Op grond van artikel 1:1 van de Wft wordt onder ‘aanbieden’ in deze wet verstaan: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst met een consument inzake een financieel product dat geen financieel instrument, premiepensioenvordering of verzekering is of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aangaan, beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst.
Op grond van dit artikel wordt onder ‘krediet’ in deze wet verstaan: het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten.
Op grond van artikel 1:20, eerste lid, aanhef en onder e (van 25 mei 2011 tot 1 juli 2012: onder f), van de Wft is deze wet niet van toepassing op financiële diensten met betrekking tot krediet dat binnen drie maanden dient te worden afgelost en ter zake waarvan slechts onbetekenende kosten aan de consument in rekening worden gebracht.
Op grond van artikel 2:60, eerste lid, van de Wft is het verboden in Nederland zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning krediet aan te bieden.
De overtreding van artikel 2:60, eerste lid, van de Wft
4. Eisers betogen dat AFM heeft miskend dat door eiseres slechts onbetekenende kosten aan de consument in rekening zijn gebracht, nu de in rekening gebrachte invorderings- dan wel incassokosten, oftewel de kosten van niet-nakoming, buiten beschouwing dienen te blijven bij de vraag of sprake is van onbetekenende kosten. Daarbij stellen eisers zich op het standpunt dat kosten van niet-nakoming geen onderdeel zijn van het jaarlijks kostenpercentage en dus niet vallen onder de definitie van de totale kosten van het krediet voor de consument, zoals opgenomen in Richtlijn 2008/48/EG (de Richtlijn) van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad.