In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert AVR-Afvalverwerking B.V. (hierna: AVR) betaling van openstaande facturen door WARMTEBEDRIJF EXPLOITATIE N.V. (hierna: WBR Exploitatie). De vordering betreft een bedrag van in totaal € 2.776.766,53, dat bestaat uit verschillende onbetaald gelaten facturen over de maanden oktober 2014 tot en met februari 2015. AVR stelt dat WBR Exploitatie zich ten onrechte beroept op een opschortingsrecht, terwijl WBR Exploitatie aanvoert dat zij recht heeft op compensatie en dat de overeengekomen tarieven moeten worden aangepast. De gemeente Rotterdam, die borg staat voor de verplichtingen van WBR Exploitatie, heeft zich als voegende partij aan de zijde van WBR Exploitatie gevoegd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het spoedeisend belang van AVR voldoende is aangetoond, gezien de liquiditeitsproblemen die AVR ondervindt door de niet-betaling van de facturen. De rechter heeft geoordeeld dat WBR Exploitatie zich niet meer kan beroepen op een opschortingsrecht, omdat AVR haar facturen voorlopig heeft gecrediteerd en WBR Exploitatie niet heeft voldaan aan de contractueel overeengekomen verplichtingen om deskundigen in te schakelen voor de berekening van de compensatie.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van AVR grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot nacalculatie, en WBR Exploitatie veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft benadrukt dat partijen zich moeten inspannen om tot een duurzame oplossing te komen, gezien het maatschappelijke belang van de energielevering aan de regio.