ECLI:NL:RBROT:2015:2628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
ROT 14-4649
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit handhaving reclame-uitingen en koelinstallaties Lidl Nederland GmbH

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren te Gorinchem en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. Lamers, had een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen de reclame-uitingen van Lidl Nederland GmbH en de koelinstallaties op het dak van de winkel. Het college had dit verzoek afgewezen met de motivering dat er concreet zicht was op legalisatie van de reclame-uitingen en koelinstallaties, omdat deze positief waren bestemd in het ontwerpbestemmingsplan "Haarwijk-Noord".

Eiseres ging tegen deze afwijzing in beroep. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het college niet deugde, omdat er geen aanvragen om vergunning waren ingediend voor de reclame-uitingen en koelinstallaties. De rechtbank concludeerde dat er derhalve geen concreet zicht op legalisatie was en dat het college ten onrechte had afgezien van handhaving. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 1960,- werden vastgesteld.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 14/4649

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2015 in de zaak tussen

de Vereniging van Eigenaren [adres en huisnummers] te Gorinchem, te Gorinchem, eiseres,
gemachtigde: mr. H. Lamers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem, verweerder,
gemachtigden [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] .

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen de reclame-uitingen van de Lidl Nederland GmbH (Lidl) en de door Lidl op het dak geplaatste koelinstallaties, afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam persoon 1] en [naam persoon 2] (en haar echtgenoot). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De motivering voor de afwijzing van het verzoek om handhaving is dat in het ontwerpbestemmingplan “Haarwijk-Noord” de vestiging van de Lidl aan de [adres] positief is bestemd. Dat betekent dat er concreet zicht is op legalisatie en hij niet handhavend zal optreden, aldus verweerder.
In bezwaar is door de gemachtigde van verweerder [naam gemachtigde 3] (zie de pleitnota gevoegd bij het verslag van de hoorzitting d.d. 25 maart 2014) aangegeven dat voor de beide activiteiten geen omgevingsvergunning is verleend. Een wel verleende vergunning voor een
interneverbouwing in verband met een uitbreiding van de winkel is in bezwaar herroepen. Het doen van een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de Lidl op deze locatie heeft pas zin als het bestemmingsplan “Haarwijk-Noord” in werking is getreden, aldus verweerder in deze pleitnota. In deze nieuwe aanvraag zullen ook de activiteit reclame en koelinstallaties worden meegenomen. Vooruitlopend op de aanvraag is vast getoetst of de reclame-uitingen en koelinstallaties kunnen worden vergund. En dat is zo, aldus verweerder: beide activiteiten passen binnen het nieuwe bestemmingsplan.
De commissie voor de bezwaarschriften heeft in het advies van 4 mei 2014 geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren, omdat, zo begrijpt de rechtbank, de reclame-uitingen en de koelinstallaties gelegaliseerd kunnen worden.
Verweerder heeft in het bestreden besluit dat advies overgenomen.
2. Verweerder heeft nadere vragen van de rechtbank over de aanvraag omgevingsvergunning voor de interne verbouwing en de activiteiten reclame en koelinstallaties beantwoord op 17 februari 2015.
Daaruit, in samenhang met het verhandelde ter zitting, moet naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat voor zowel de reclame-uitingen als de koelinstallaties op (deze locatie op) het dak nog geen aanvragen om vergunning zijn ingediend.
3. Reeds daarom kan niet worden aangenomen dat er concreet zicht op legalisatie is. Daarvoor is immers noodzakelijk dat uit een volledige en toereikende aanvraag precies kan worden afgeleid wat er gelegaliseerd zou moeten worden en hoe dat concreet aangevraagde in het vastgestelde plan past. Er moet op basis van de voorhanden zijnde informatie van worden uitgegaan dat een dergelijke aanvraag ten tijde van het bestreden besluit niet was ingediend.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dat er concreet zicht is op legalisatie van de reclame-uiting en de koelinstallaties ten aanzien waarvan eiseres om handhaving heeft gevraagd.
Het bestreden besluit dient te worden vernietigd omdat het niet op een deugdelijke motivering berust (artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht).
Verweerder zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen. De rechtbank ziet aanleiding verweerder op te dragen dat binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak te doen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1960,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1960,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Avdić, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.