ECLI:NL:RBROT:2015:2572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
468959 / HA RK 15-84
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter lid van externe commissie ZonMw

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. W.J. Roos-van Toor, rechter in de wrakingskamer. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was vanwege haar lidmaatschap van de Commissie Bezwaarschriften van ZonMw, die betrokken is bij de beoordeling van klachten van werknemers van ZonMw. De verzoeker lijdt aan myalgische encefalomyelitis (ME) en stelde dat ZonMw de aandoening ontkent, wat volgens hem een schijn van partijdigheid creëert. De rechtbank oordeelde dat de Commissie Bezwaarschriften een externe commissie is die enkel adviseert in conflicten tussen ZonMw en haar werknemers, en dat de verzoeker geen werknemer van ZonMw is. Hierdoor was er geen reden om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.

De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van zowel de verzoeker als de rechter zorgvuldig overwogen. De rechter heeft betwist dat er sprake is van vooringenomenheid en heeft aangegeven dat zij geen betrokkenheid heeft gehad bij de bezwaren die de verzoeker heeft ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. A. Eerdhuijzen en mr. P. Vrolijk, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 468959 / HA RK 15-84
Beslissing van 16 februari 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
in persoon,
strekkende tot wraking van:
mr. W.J. Roos-van Toor, rechter in de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij brief van 7 januari 2015 heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. J. Bergen, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team bestuur 1, die de zaak van verzoeker met zaaknummer ROT 14/3240 behandelt (hierna: de bestuursrechter).
Verzoeker en de bestuursrechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek door de wrakingskamer zou worden behandeld en zijn voor de zitting op 8 januari 2015 uitgenodigd.
Bij brieven van 13 januari 2015 heeft verzoeker om wraking van de rechter en de beide andere leden van de kamer die het oorspronkelijke wrakingsverzoek zou behandelen verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het wrakingsverzoek.
Verzoeker, de rechter, mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter van de wrakingskamer waar de rechter deel van uitmaakt (hierna: de eerste wrakingskamer) en mr. M. Fiege, rechter in de eerste wrakingskamer, zijn verwittigd van de datum waarop de onderhavige wrakingskamer de wrakingsverzoeken zou behandelen en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 27 januari 2015.
Ter zitting van 2 februari, waar het onderhavige wrakingsverzoek, alsmede de wrakingsverzoeken tegen mr. W.J.J. Wetzels en mr. M. Fiege gelijktijdig zijn behandeld, zijn verschenen verzoeker, de rechter en mr. W.J.J. Wetzels. Mr. M. Fiege is met bericht van verhindering niet verschenen. Verzoeker en de rechter hebben hun standpunt nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts kennis genomen van de op 29 januari 2015 door verzoeker nader ingediende stukken.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter is lid van de Commissie Bezwaarschriften van ZonMw (hierna: de commissie). ZonMw ontkent het bestaan van de hersenaandoening waaraan verzoeker lijdt, te weten myalgische encefalomyelitis (ME). Deze ontkenning is onder meer te vinden in de in opdracht van ZonMw recent uitgebrachte richtlijn CVS (2013). De commissie heeft herhaaldelijk geweigerd om de bezwaren te behandelen die verzoeker namens de patiëntenvereniging tegen ZonMw heeft ingediend. Het verzoek tot wraking van de bestuursrechter is het gevolg van haar weigering om rekening te houden met de beperkingen die uit de ziekte van verzoeker voortvloeien. De bestuursrechter ontkent immers expliciet in haar verschoningsverzoek dat het voor verzoeker vanwege zijn ziekte bezwaarlijk is om op dezelfde dag twee zittingen bij te wonen. Het verzoek van verzoeker tot verplaatsing van de zitting in ROT 14/3240 is mede gedaan om verzoeker tijd te gunnen zich voor te bereiden op de zitting van 6 februari 2015 bij de Raad van State, waarin geoordeeld wordt over de vraag of de hersenziekte ME bestaat. Gelet op het voorgaande is minimaal sprake van een schijn van partijdigheid. Verzoeker heeft recht op eerlijke rechtspraak en dit recht wordt geschonden, indien het op de bestuursrechter betrekking hebbende wrakings- en verschoningsverzoek wordt behandeld door de rechter.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij heeft de rechter – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter is sinds enkele jaren lid van de Bezwaarschriftencommissie AWB personeel ZonMw. Deze commissie brengt bij conflicten tussen het bestuur van ZonMw en haar personeelsleden van ZonMw schriftelijk advies uit aan het bestuur van ZonMw. De rechter heeft dan ook geen advies gegeven in kwesties waar verzoeker bij betrokken was. Ook heeft de rechter geen bemoeienis gehad met de bezwaren die verzoeker stelt te hebben ingediend namens de patiëntenvereniging tegen ZonMw.
De rechter bestrijdt dan ook dat zij, hetzij vanwege haar betrokkenheid bij ZonMw, hetzij op enigerlei andere grond, een vooringenomenheid koestert jegens verzoeker, waardoor zij niet onpartijdig zou kunnen oordelen over het wrakingsverzoek van verzoeker tegen de bestuursrechter.
2.3
De overige stellingen van verzoeker en de rechter worden – voor zover van belang – in de beoordeling besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
Een dergelijke aanwijzing is niet gevonden. Dat oordeel berust op de volgende gronden. De rechter heeft verklaard dat de Commissie Bezwaarschriften van ZonMw een externe commissie is, die uitsluitend adviseert in conflicten tussen ZonMw en haar werknemers. Dit gegeven is door verzoeker niet weersproken. Vast staat voorts dat verzoeker geen werknemer van ZonMw is. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de rechter op welke manier dan ook bemoeienis heeft gehad met de zaak van verzoeker. Het enkele feit dat de rechter lid is van voornoemde commissie biedt geen objectieve rechtvaardiging voor de door verzoeker geuite vrees dat de rechter niet onpartijdig is.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.J. Roos-van Toor.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P van Essen, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en
mr. P. Vrolijk, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 februari 2015 in tegenwoordigheid van mr. E.M. Beumer, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker;
- de rechter.