Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter is voorzitter van de Commissie van Bezwaar van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de commissie). De commissie heeft onlangs een verzoek voor rechtsbijstand van verzoeker in bezwaar afgewezen. In deze bezwaarzaak spelen dezelfde omstandigheden als die aanleiding waren voor wraking van de bestuursrechter. De commissie hanteert in het advies namelijk dezelfde tactiek als de bestuursrechter in zijn brief van 12 januari 2015, namelijk geen acht slaan op de door verzoeker ingebrachte feiten en omstandigheden. Nu de rechter uit hoofde van zijn hiervoor genoemde nevenfunctie eindverantwoordelijk voor de genomen beslissing op bezwaar, is er minst genomen sprake van schijn van partijdigheid. Het recht van verweerder op eerlijke rechtspraak wordt geschonden, indien het op de bestuursrechter betrekking hebbende wrakings- en verschoningsverzoek mede behandeld wordt door de rechter.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij heeft de rechter in zijn brief van 27 januari 2015 - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Het is correct dat de rechter al geruime tijd betrokken is bij de commissie, eerst geruime tijd als lid en sedert 2000 als voorzitter. De commissie telt naast de rechter zes vicevoorzitters, die allemaal lid zijn van de rechterlijke macht en vijf externe leden, die op één na allemaal advocaat zijn. Het vijfde externe lid is werkzaam op het ministerie van Veiligheid en Justitie. Ieder van de leden wordt gemiddeld één keer per kwartaal ingeroosterd om een zitting te doen, waarop gemiddeld twaalf tot vijftien zaken worden ingepland. Op die zitting worden degenen die bezwaar hebben gemaakt tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de raad) in de gelegenheid gesteld hun bezwaar mondeling toe te lichten, zij het dat zij daartoe vooraf wel telefonisch of schriftelijk een afspraak moeten maken. De commissie bestaat steeds uit drie leden, te weten een van de (vice-)voorzitters of een extern lid, samen met twee medewerkers van de raad. Die commissie brengt aan de raad schriftelijk advies uit over de afhandeling van het bezwaar. De commissie handelt daarbij geheel zelfstandig, zonder dat daarbij materieel of formeel een taak voor de rechter is weggelegd als voorzitter van de commissie. Anders dan verzoeker in het wrakingsverzoek stelt, is de rechter dan ook niet "eindverantwoordelijk voor de genomen beslissing op bezwaar”, nog daargelaten dat de commissie niet “beslist” op het bezwaar, maar advies uitbrengt aan de raad, waarna de raad beslist op het bezwaar. In de praktijk is het veelal zo dat de raad in bijna alle gevallen het advies van de commissie volgt.
De rechter heeft geen bemoeienis gehad met de behandeling van het bezwaar van verzoeker bij de raad. Navraag bij het secretariaat van de commissie heeft de rechter geleerd dat de zaak van verzoeker in april/mei 2014 is afgedaan en de zaak is behandeld onder voorzitterschap van een van de externe leden van de commissie.
Gelet op het voorgaande kan hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen zwaarwegende aanwijzing opleveren voor de conclusie dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees van verzoeker voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.