ECLI:NL:RBROT:2015:2515
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- P. Joele
- C. Vogtschmidt
- J. Leyenaar-Holleman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen afwijzing van vordering tot opname vertrouwelijke communicatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen de afwijzing door de rechter-commissaris van een vordering tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, en betreft een zaak tegen een verdachte die in 1953 is geboren en woonachtig is in Dordrecht. De rechter-commissaris had op 23 maart 2015 de vordering afgewezen, waarna het Openbaar Ministerie op 25 maart 2015 hoger beroep aantekende.
De behandeling van het hoger beroep vond plaats in raadkamer op 2 april 2015. De rechtbank overwoog dat de informatie die door de officier van justitie was verstrekt, onvoldoende concreet was om te kunnen beoordelen of voldaan werd aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank benadrukte dat het niet de officier van justitie is die deze toets moet uitvoeren, maar de rechter-commissaris, die dit moet doen aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank concludeerde dat de argumenten van de officier van justitie niet opgingen, omdat de vordering niet voldeed aan de vereisten die in artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering zijn gesteld. De rechtbank verwees ook naar de mogelijkheid van een mondelinge machtiging door de rechter-commissaris in geval van dringende noodzaak, maar oordeelde dat deze situatie zich hier niet voordeed. De beschikking van de rechter-commissaris werd derhalve bevestigd.