ECLI:NL:RBROT:2015:2512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
KTN-3511966_10042015
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derdenbeslag en verplichting tot het doen van een gerechtelijke verklaring in het kader van faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een vordering van mr. Bernhard Christian Doolaard q.q., curator in het faillissement van Tandtechnisch Laboratorium R. Scheffer B.V., tegen Medipower International B.V. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 53.202,91 op basis van een gelegd derdenbeslag. Medipower had nagelaten de vereiste verklaring te doen over de vorderingen en zaken die door het beslag waren getroffen, zoals voorgeschreven in artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank oordeelde dat Medipower in gebreke was gebleven en dat de curator recht had op betaling van het bedrag waarvoor beslag was gelegd. De rechtbank stelde vast dat het bedrag van € 24.300,00 door het beslag was getroffen, wat overeenkwam met de huurachterstand van Medipower aan R. Scheffer Holding B.V. De rechtbank wees de vordering van de curator toe en veroordeelde Medipower tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de derde-beslagene in het kader van een derdenbeslag en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3511966 CV EXPL 14-49977
uitspraak: 10 april 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
mr. Bernhard Christian Doolaard q.q.,handelend in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tandtechnisch Laboratorium R. Scheffer B.V.,
wonende te Barendrecht,
eiser,
gemachtigde: mr. P.A. de Lange, advocaat te Barendrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Medipower International B.V.,
gevestigd te Loosdrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.H.J. Luijer, advocaat te ’s-Gravenland.
Partijen worden hierna aangeduid als “Doolaard q.q.” en “Medipower”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 1 mei 2014, met producties;
  • het vonnis in het incident, waarbij de zaak is verwezen naar de kantonrechter;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende een verzoek tot zekerheidstelling;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende een voorwaardelijke wijziging van eis, alsmede uitlating over het verzoek tot zekerheidstelling, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte uitlaten producties.
1.2
De datum van de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Bij vonnis van 29 maart 2011 is Tandtechnisch Laboratorium R. Scheffer B.V. in staat van faillissement verklaard.
2.2
Medipower huurt van R. Scheffer Holding B.V. sinds 1 juli 2013 het bedrijfspand gelegen aan de Jan Luijkenstraat 2 te Ridderkerk, tegen een huurprijs van
€ 2.700,00 per maand, bij vooruitbetaling voor of op de eerste van iedere maand te voldoen.
2.3
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 december 2013 zijn R. Scheffer Holding B.V. en [de heer S.] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het tekort in het faillissement van Tandtechnisch Laboratorium R. Scheffer B.V., op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en tot betaling van een voorschot op voornoemd tekort ten bedrage van € 50.000,00 aan Doolaard q.q., alsmede in de proceskosten van € 2.714,34.
2.4
Doolaard q.q. heeft bij exploot van 3 februari 2014 uit kracht van de grosse van voormeld vonnis van 18 december 2013 ten laste van R. Scheffer Holding B.V. en
[de heer S.] executoriaal derdenbeslag gelegd op vorderingen voortvloeiend uit de onder 2.2 genoemde huurovereenkomst en op roerende zaken geen registergoederen onder Medipower, tot verhaal van € 53.202,91. Daarbij zijn aan Medipower formulieren als bedoeld in artikel 475 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gelaten.
2.5
Medipower heeft niet de verklaring gedaan als bedoeld in artikel 476b Rv zodra vier weken na 3 februari 2014 waren verstreken, waarna deurwaarder Flanderijn en Versluis Medipower bij brieven van 6 en 20 maart 2014 heeft gesommeerd aan haar verplichtingen te voldoen.
2.6
Bij e-mailbericht van 7 april 2014 heeft Doolaard q.q. het volgende geschreven aan
[de heer W.], werkzaam bij Medipower:
“Uw cliente is ex artikel 476a Fv verplicht binnen 4 weken na het leggen van het beslag verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Uw cliënte heeft dit verzuimd. Ik verzoek uw cliënte ex artikel binnen twee dagen na heden alsnog de verklaring aan mij te doen toekomen. Indien uw cliente in gebreke blijft verklaring te doen, kan zij op vordering van de executant onder meer veroordeeld worden tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar. Ik verzoek uw cliënte daar goede notie van te nemen. De verklaring zal moeten zien op de vanaf 2013 ontstane huurachterstand. Daarnaast is sprake van verschuldigde huurpenningen van februari 2014.”
2.7
Bij e-mailbericht van 15 april 2014 heeft [de heer W.]het volgende geschreven aan Doolaard q.q.:
“Op dit moment kunnen wij geen huur voor deze periode overmaken. Helaas blijkt dat er een werknemer is met een achterstand in de nettoloon betaling door [de heer S.]welke nu voor cliëntes rekening komt. [de heer S.]blijft uiteindelijk verantwoordelijk voor deze schuld en wij zien dit dan ook als een onverschuldigde betaling welke wij verrekenen met huurpenningen. Mocht [de heer S.] deze schuld voldoen dan zullen wij genegen zijn de huurpenningen te voldoen. Helaas blijkt dit het zoveelste incident welke ons wederom schade berokkend.”
2.8
Bij e-mailbericht van 16 april 2014 heeft Doolaard q.q. het volgende geschreven aan
[de heer W.] en[de heer B.]:
“Verwijzend naar uw onderstaande e-mailbericht van 15 april 2014 het volgende.
U blijft weigerachtig een deugdelijke verklaring ex artikel 475 e.v. Rv af te leggen.
De daarmee mogelijke gepaard gaande consequenties heb ik u reeds voorgehouden.
De deurwaarder heeft u op 3 februari 2014 in tweevoud een formulier gelaten als
bedoeld in het tweede lid van artikel 475 RV. Conform deze bepalingen bent u
gehouden te verklaren welke vorderingen en zaken door het beslag zijn getroffen.
U heeft verzuimd het formulier aan ondergetekende en de deurwaarder te
retourneren.
Uw niet gespecificeerde en niet nader onderbouwde vordering op de [de heer S.]
zegt mij niets en regardeert de boedel ook niet. De boedel heeft primair ten laste
van Scheffer Holding B.V. executoriaal derdenbeslag gelegd onder MediPower
International B.V. De door u genoemde pretense vorderingen aangaande ex-werknemers van Scheffer - of waarschijnlijk Mondzorg Ridderkerk B.V. - heeft
daarmee niets van doen.
Behoudens de omgaande toezending van een juiste en volledige verklaring zal ik in
overleg treden met de Rechter-Commissaris over het entameren van een
verklaringsprocedure.”

3.De vordering

3.1
Doolaard q.q. heeft na eiswijziging gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair Medipower te veroordelen aan haar te betalen € 53.202,91, te vermeerderen met de overige reeds gevallen en te vallen kosten van executie, en in de proceskosten;
  • subsidiair Medipower ex artikel 477a Rv te veroordelen tot het doen van een gerechtelijke verklaring en tot betaling van hetgeen volgens vaststelling door de rechtbank aan de curator blijkt toe te komen, en in de proceskosten.
3.2
Aan zijn primaire vordering heeft Doolaard q.q. - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat op 18 december 2013 vonnis is gewezen in een zaak van Doolaard q.q. tegen R. Scheffer Holding B.V. en[de heer S.], waarbij laatstgenoemden zijn veroordeeld. Ter executie van dit vonnis is ten laste van R. Scheffer Holding B.V. en [de heer S.]derdenbeslag gelegd onder Medipower als huurder van een pand van R. Scheffer Holding B.V.
Op grond van artikel 476a Rv was Medipower verplicht om vier weken na het leggen van het beslag verklaring te doen van de vorderingen en de zaken die door het beslag zijn getroffen. Dat heeft Medipower nagelaten. Na het verstrijken van de termijn van vier weken is Medipower meerdere malen tevergeefs gesommeerd om verklaring af te leggen.
Omdat Medipower hiermee in gebreke is gebleven, vordert Doolaard q.q. thans op grond van artikel 477a Rv Medipower te veroordelen tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, te weten € 53.202,91.
De verklaringen van 27 mei 2014 die Medipower hangende de procedure aan Doolaard q.q. heeft doen toekomen, voldoen niet aan de wettelijke vereisten van artikel 476a Rv, in het bijzonder niet aan het bepaalde in lid 2 onder f, want deze zijn onvolledig. Het enige wat is verklaard, is dat er een huurovereenkomst is. Een beroep op verrekening is niet vermeld. Daarnaast zijn de verklaringen niet ondertekend.
3.3
Aan de subsidiaire vordering heeft Doolaard q.q. - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat de te betalen huur tot en met september 2014, waaronder de huurachterstand die Medipower heeft bij R. Scheffer Holding B.V. onder het beslag valt en niet verrekend kan worden met garanties gegeven door R. Scheffer Holding B.V. en [de heer S.]als bestuurders van Mondzorg Ridderkerk B.V., waarvan het bestaan bovendien bij gebreke van onderbouwing wordt betwist. Daarbij komt dat verrekening van de huur contractueel is uitgesloten.

4.Het verweer

4.1
Medipower heeft - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – om zekerheidstelling voor de proceskosten verzocht en geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van Doolaard q.q. in de proceskosten.
4.2
Daartoe is aangevoerd dat op 27 mei 2014 verklaringen als bedoeld in artikel 476a Rv zijn verstrekt. Volgens Medipower heeft zij daarmee kunnen volstaan. De verklaringen zijn voorafgegaan van correspondentie en telefoongesprekken met Doolaard q.q., waarin is bericht over de huurovereenkomst tussen Medipower en R. Scheffer Holding B.V. alsmede dat R. Scheffer Holding B.V. en [de heer S.]aansprakelijk werden gehouden voor garanties die zij als (on)middellijk bestuurders van Mondzorg Ridderkerk B.V. hebben gegeven. Doolaard q.q. is medegedeeld dat Medipower haar vordering verrekende met de huur die zij verschuldigd is aan R. Scheffer Holding B.V. Daarvan is R. Scheffer Holding B.V. ook op de hoogte gebracht. Volgens Medipower kon zij de huurbetaling opschorten om naleving van de garanties te bewerkstelligen en mag de verrekening tegen de curator worden ingeroepen.
4.3
Voorts heeft Medipower aangevoerd dat voor zover de verklaringen door Doolaard q.q. worden betwist, hiertegen niet kan worden opgekomen met een vordering op grond van artikel 477a lid 1 Rv, maar met een vordering op grond van artikel 477a lid 2 Rv binnen een termijn van twee maanden. Dat is niet gebeurd, zodat de bevoegdheid daartoe inmiddels is komen te vervallen, aangezien de verklaringen van 27 mei 2014 niet binnen twee maanden zijn betwist. Daarom en wegens strijd met de goede procesorde moet volgens Medipower de eiswijziging niet worden toegestaan.
4.4
Daarnaast heeft Medipower aangevoerd dat de overgelegde verklaringen niet onjuist of onvolledig zijn. Gebruik is gemaakt van de door Doolaard q.q. verstrekte formulieren. Het bedrag dat Medipower verschuldigd zou zijn als zij geen verrekening zou toepassen, blijkt uit de daarbij overgelegde huurovereenkomst. Dat de verrekening is gemeld blijkt uit het e-mailbericht van 15 april 2014. Het had op de weg van Doolaard q.q. gelegen om nader te concretiseren waarop het vermoeden is gebaseerd dat Medipower naast de huurpenningen nog andere bedragen verschuldigd is. Medipower is niet weigerachtig om de gegevens als bedoeld in artikel 476a lid 2 onder f Rv te verstrekken, maar naar die gegevens is nimmer gevraagd.
4.5
Voor het geval voorgaand verweer niet wordt gevolgd, wenst Medipower alsnog te worden toegelaten gerechtelijke verklaringen te doen, terzake waarvan productie 13 bij akte van 3 februari 2015 wordt overgelegd als dergelijke verklaringen.
4.6
Volgens Medipower bedraagt de totale som waarop uit hoofde van de huurovereenkomst aanspraak kan worden gemaakt na verrekening € 8.127,81.
4.7
Op hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht, wordt voor zover nodig bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

ten aanzien van de wijziging van eis

5.1
Op grond van artikel 130 Rv is de eiser bevoegd zijn eis schriftelijk bij conclusie te veranderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Doolaard q.q. heeft zijn eis veranderd in die zin dat hetgeen oorspronkelijk werd gevorderd, thans primair wordt gevorderd en dat de eis is aangevuld met het subsidiair gevorderde. Anders dan betoogd door Medipower is de subsidiaire vordering niet gegrond op artikel 477a lid 2 Rv. Mede gezien de onderbouwing van de eiswijziging begrijpt de kantonrechter het subsidiair gevorderde aldus dat gevorderd wordt om Medipower te veroordelen tot het doen van een gerechtelijke verklaring ex artikel 477a lid 1 Rv en tot nakoming van de in artikel 477 bedoelde verplichting tot betaling ex artikel 477a lid 4 Rv. De kantonrechter vermag niet in te zien dat een dergelijke verandering van eis strijd oplevert met de eisen van een goede procesorde. De verandering van eis levert naar het oordeel van de kantonrechter geen ontoelaatbare vertraging van de procedure op. De verandering van eis wordt daarom toegelaten.
ten aanzien van de verlangde zekerheidstelling
5.2
De kantonrechter stelt voorop dat de onderhavige vordering een vordering betreft op de voet van artikel 477a lid 1 Rv en niet een vordering op de voet van artikel 477a lid 2 Rv. Immers, hier doet zich de situatie voor waarin niet de verklaring is gedaan als bedoeld in artikel 476b Rv, zodra vier weken na het leggen van het derdenbeslag onder Medipower op 3 februari 2014 verstreken waren. Ook na sommatie door Doolaard q.q. nadien zijn de verklaringen uitgebleven. Medipower is derhalve in verzuim.
Vaststaat dat Medipower pas op 27 mei 2014, derhalve na het uitbrengen van de dagvaarding, ingevulde formulieren waarmee verklaring als bedoeld in artikel 476b Rv kan worden gedaan, heeft geretourneerd aan Doolaard q.q..
Anders dan in lid 2 is in lid 1 van artikel 477a Rv niet voorzien in een bevoegdheid voor de rechter om op verlangen van de derde-beslagene te bepalen dat de executant, op straffe van niet ontvankelijkheid, zekerheid moet stellen voor de proceskosten waarin hij jegens de derde-beslagene kan worden veroordeeld. Reeds omdat het bepaalde in artikel 477a lid 2 Rv niet van toepassing is en geen andere grondslag daarvoor is gesteld, wordt de verlangde zekerheidstelling afgewezen.
ten aanzien van de vordering
5.3
De verweren die gebaseerd zijn op de toepasselijkheid van het bepaalde in artikel 477a lid 2 Rv blijven gelet op het vorenstaande verder buiten beschouwing.
5.4
De betreffende verklaringen van 27 mei 2014 zijn niet door Medipower in het geding gebracht, maar door Doolaard q.q.. Medipower heeft bij conclusie van antwoord niet verzocht om op de voet van artikel 477a lid 1 Rv alsnog een gerechtelijke verklaring te mogen doen. Dat verzoek is eerst bij conclusie van dupliek op 3 februari 2015 gedaan, waarbij ingevulde formulieren in het geding zijn gebracht. Vanuit de gedachte dat het beslag ertoe strekt dat zo spoedig mogelijk verhaal plaatsvindt, is dit onwenselijk laat geweest, want de verklaringen hadden buiten rechte gedaan kunnen en in beginsel ook moeten worden gedaan.
5.5
Medipower heeft onder overlegging van twee verklaringen het verzoek gedaan alsnog gerechtelijke verklaringen in deze procedure te mogen doen. Nu daarmee zich niet langer de situatie voordoet dat de derde-beslagene geen verklaring heeft gedaan moet het primair gevorderde worden afgewezen en dient terzake van de gerechtelijke verklaring als bedoeld in artikel 477a lid 1 Rv rechtens te worden vastgesteld welke vorderingen en zaken door het beslag zijn getroffen, mede gelet op de samenhang met het bepaalde in lid 4 van dat artikel. Ten aanzien van de bij conclusie van dupliek in het geding gebrachte verklaringen wordt het volgende overwogen en geoordeeld.
5.6
Tegen de verklaring neergelegd in het formulier dat ziet op het ten laste van [de heer S.]gelegde executoriaal derdenbeslag is Doolaard q.q. niet, althans onvoldoende gemotiveerd opgekomen. Die verklaring blijft dus verder buiten beschouwing.
5.7
Daarentegen is Doolaard q.q. wel gemotiveerd opgekomen tegen de verklaring neergelegd in het formulier dat ziet op het ten laste van R. Scheffer Holding B.V. gelegde executoriaal derdenbeslag.
5.8
De kantonrechter stelt vast dat in laatstgenoemd formulier is verklaard dat tussen ondergetekende en de schuldenaar R. Scheffer Holding B.V. een huurovereenkomst bestaat. Daarvoor is verwezen naar een bijlage die niet bij het in het geding gebrachte formulier is gevoegd. Tevens is verklaard dat aan de schuldenaar huurtermijnen verschuldigd zijn, die na verrekening € 8.127,81 bedragen. Het formulier dateert van 2 februari 2015 en is ondertekend door [de heer Z.], belastingadviseur.
5.9
In het licht van het bepaalde in artikel 476 lid 2 Rv is dit een onvolledige verklaring en beklaagt Doolaard q.q. zich terecht hierover. Immers, de verklaring bevat geen opgave van wat Medipower aan R. Scheffer Holding B.V. verschuldigd was ten tijde van het beslag en nadien verschuldigd is geworden uit hoofde van de bestaande huurovereenkomst. De verklaring is dienaangaande onvoldoende met redenen omkleed. Vermeld had in ieder geval moeten worden het bedrag aan maandelijks te betalen huur, de hoogte van de huurachterstand ten tijde van het beslag op 3 februari 2014 en de huurtermijnen die nadien al dan niet betaald zijn. De verklaring biedt ook onvoldoende informatie om het vermeende recht op verrekening te kunnen beoordelen. Dit alles nog daargelaten of het formulier bevoegdelijk ondertekend is namens Medipower.
5.1
Tegen de achtergrond van het vorenstaande zal de kantonrechter vaststellen welke vorderingen en zaken door het beslag zijn getroffen.
5.11
Niet is in geschil dat ten tijde van het beslag de onder 2.2 vermelde huurovereenkomst bestond uit hoofde waarvan Medipower maandelijks € 2.700,00 aan huur diende te betalen aan R. Scheffer Holding B.V.. Onderbouwd is gesteld dat er ten tijde van het beslag reeds sprake was van een huurachterstand en dat die nadien is opgelopen tot € 24.300,00.
Niet is betwist dat Medipower negen maanden huur niet heeft overgemaakt aan R. Scheffer Holding B.V..
5.12
Medipower meent genoemd bedrag aan achterstallige huur te kunnen verrekenen met een bedrag van € 13.472,19 aan garanties die R. Scheffer Holding B.V. en[de heer S.]
als (on)middellijk bestuurders van Mondzorg Ridderkerk B.V. hebben gegeven aan haar. Daartoe is zij echter, gelet op artikel 6:127 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek niet bevoegd, reeds omdat de prestatie die zij te vorderen zou hebben niet R. Scheffer Holding B.V. of
[de heer S.]betreft maar Mondzorg Ridderkerk B.V..
5.13
Medipower heeft de huurbetaling ook niet kunnen opschorten om naleving van de garanties te bewerkstelligen, als de garanties zijn gegeven door R. Scheffer Holding B.V. of [de heer S.]in hun hoedanigheid van bestuurders van Mondzorg Ridderkerk B.V..
5.14
Voorts is aangevoerd door Medipower dat zij in september 2014 niet de gehele maand het huurgenot heeft gehad, maar slechts tot de negende van die maand. Dat moge zo zijn, maar uit de huurovereenkomst volgt dat de huur uiterlijk op 1 september 2014 in zijn geheel betaald had moeten worden. De huurtermijn over september 2014 valt dus onder het beslag.
5.15
Op grond van het vorenstaande wordt in rechte vastgesteld dat het bedrag van
€ 24.300,00 door het beslag is getroffen. Niet is gebleken van andere vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Met deze vaststelling is deels voldaan aan het subsidiair gevorderde.
5.16
Van het bedrag van € 24.300,00 is echter nog niets betaald, zodat wordt vastgesteld dat Medipower de in artikel 477 Rv bedoelde verplichting tot betaling niet is nagekomen. Doolaard q.q. heeft nakoming van deze verplichting gevorderd. Daartoe zal Medipower worden veroordeeld, waarbij wordt bepaald dat de betaling ex artikel 477 Rv aan de deurwaarder dient te geschieden. In zoverre wordt het subsidiair gevorderde toegewezen.
5.17
Op grond van artikel 477a lid 1 Rv wordt Medipower in de proceskosten veroordeeld, omdat deze, gezien het overwogene onder 5.4, nodeloos zijn veroorzaakt. De kosten worden aan de zijde van Doolaard q.q. vastgesteld op € 923,00 aan griffierecht en € 77,52 aan explootkosten, tezamen € 1.000,52 aan verschotten, en € 1.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
5.18
Voor zover bedoeld is om tevens afwikkelingskosten (nakosten) te vorderen, worden deze afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten reeds thans te kunnen begroten. Mocht tussen partijen een geschil ontstaan omtrent de omvang van die kosten, staat het Doolaard q.q. vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op de voet van artikel 237 lid 4 Rv.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Medipower om ten behoeve van Doolaard q.q. aan de deurwaarder tegen kwijting te betalen € 24.300,00;
veroordeelt Medipower in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Doolaard q.q. vastgesteld op € 1.000,52 aan verschotten en € 1.500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465