In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de oplegging van bestuurlijke boetes wegens overtredingen van de Geneesmiddelenwet (Gmw). Eiseres, een onderneming die actief is in de handel van voedingssupplementen en verzorgingsproducten, kreeg in totaal drie boetes opgelegd van € 30.450,- per overtreding, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 91.350,-. Deze boetes werden opgelegd naar aanleiding van inspecties door de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), waarbij werd vastgesteld dat eiseres producten als geneesmiddel had gepresenteerd zonder de vereiste handelsvergunning. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de boetes, waarop verweerder de boetes heeft gehalveerd tot € 15.225,- per overtreding, maar eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de overtredingen eiseres kunnen worden verweten, aangezien zij verantwoordelijk is voor het naleven van de wet- en regelgeving. Eiseres had zich op de hoogte moeten stellen van de geldende voorschriften en kan niet als onervaren worden beschouwd, gezien haar lange inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De rechtbank heeft ook de financiële situatie van eiseres in overweging genomen, maar oordeelde dat de gematigde boetes evenredig zijn, gezien de ernst van de overtredingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemingen om zich te houden aan de wetgeving en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit hun bedrijfsvoering. De rechtbank heeft de discretionaire bevoegdheid van verweerder om boetes op te leggen bevestigd, mits deze in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving.