Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling van het geschil
3.De beslissing
n reconventie:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen Stichting Studentenhuisvesting (hierna: SSH) en F.C.J. van der Graaff Activa Beheer I B.V. (hierna: Van der Graaff) over een bedrijfsruimte. De kantonrechter heeft op 3 april 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin Van der Graaff de huurbetalingen had opgeschort wegens vermeende gebreken aan het gehuurde. SSH, de verhuurder, heeft Van der Graaff aangeklaagd voor huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst.
De procedure begon met een tussenvonnis op 27 februari 2015, waarin de kantonrechter een descente heeft gelast. Tijdens deze descente hebben partijen overeenstemming bereikt over de aanwezigheid van een afvoerkanaal, wat cruciaal was voor de beoordeling van de geschiktheid van het gehuurde als horecagelegenheid. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een ventilatiekanaal aanwezig is, maar dat dit niet in gebruik was. Van der Graaff heeft geprobeerd aan te tonen dat het gehuurde niet geschikt was voor horecadoeleinden, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van de benodigde voorzieningen bij de huurder ligt.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Van der Graaff ten onrechte de huurbetalingen heeft opgeschort, aangezien er geen gebreken aan het gehuurde zijn aangetoond die de opschorting rechtvaardigen. De huurachterstand is toegewezen, evenals de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Van der Graaff is veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, een boete en de proceskosten. In reconventie zijn de vorderingen van Van der Graaff afgewezen, omdat niet is gebleken van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van SSH.
De kantonrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de huurovereenkomst duidelijk de verantwoordelijkheden van de huurder vastlegt en dat de huurder niet kan volstaan met het aanvoeren van gebreken die niet zijn aangetoond. Dit vonnis onderstreept het belang van duidelijke afspraken in huurovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van huurders bij het gebruik van gehuurde bedrijfsruimten.