ECLI:NL:RBROT:2015:2387

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
10/720042-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting op het schip 'De Zeefakkel' en diefstal van een mobiele telefoon

Op 7 april 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting op het schip 'De Zeefakkel' en diefstal van een mobiele telefoon. De brand op het schip vond plaats op 17 oktober 2011, waarbij de hutten van de stuurman en gezagvoerder verwoest werden. Forensisch onderzoek wees uit dat er sprake was van brandstichting. De verdachte werd als mogelijke dader aangemerkt, maar er was onvoldoende bewijs om hem hiervoor te veroordelen. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de brandstichting en diefstal, en de verdediging steunde deze eis. De rechtbank concludeerde dat er geen direct bewijs was dat de verdachte de brand had gesticht, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten 1 en 2.

Met betrekking tot de diefstal van een mobiele telefoon, die plaatsvond tussen 6 en 8 mei 2011, oordeelde de rechtbank dat er voldoende bewijs was dat de verdachte deze telefoon had weggenomen. De verdachte had verklaard de telefoon gekocht te hebben, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De telefoon was aangetroffen tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte, en historische telefoongegevens toonden aan dat de verdachte de telefoon kort na de vermissing in gebruik had genomen. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de diefstal van de mobiele telefoon en legde een geldboete op van €750, te vervangen door 15 dagen hechtenis bij niet-betaling.

De benadeelde partij, Stichting Zeekadetkorps Hellevoetsluis, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, terwijl de vordering van een andere benadeelde partij tot een bedrag van €229,98 werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/720042-11
Datum uitspraak: 7 april 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
gemachtigd raadsman mr. A. ter Meulen, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2015.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. M. van Heemst heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij Stichting Zeekadetkorps Hellevoetsluis;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

MOTIVERING VRIJSPRAAK VAN DE FEITEN 1 EN 2

Inleiding
Op 17 oktober 2011 woedt er een brand op het schip ‘De Zeefakkel’, eigendom van de stichting Zeekadetkorps te Hellevoetsluis. De brand blijkt naderhand benedendeks te hebben plaatsgevonden en de hutten van de stuurman en de gezagvoerder zijn daarbij verwoest. Uit forensisch onderzoek van de politie en uit onderzoek van de brandweer blijkt dat sprake is geweest van brandstichting. Diezelfde dag wordt geconstateerd dat een geldbedrag is weggenomen uit de kluis van het schip. In het daarop volgende onderzoek is de verdachte aangemerkt als mogelijke dader van zowel de brandstichting als de diefstal.
De rechtbank dient te beoordelen of aan de hand van de bewijsmiddelen is vast te stellen dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de brand al dan niet samen met iemand heeft gesticht, en subsidiair of hij schuldig is aan (medeplegen van) een vernieling en diefstal van een geldbedrag.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft vrijspraak geëist van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft hiervoor eveneens vrijspraak bepleit.
Beoordeling
Gelet op de standpunten van zowel de officier van justitie en de raadsman, alsmede dat de rechtbank tot dezelfde conclusie komt, zal slechts worden volstaan met de volgende motivering.
Voorop wordt gesteld dat de inhoud van het dossier geen direct bewijs bevat op grond waarvan de verdachte als de brandstichter kan worden aangemerkt. Alleen de verdachte zelf heeft verklaard dat een onbekend gebleven persoon brand heeft gesticht door het aansteken van lucifers en deze op een bank in het schip te leggen. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij hierbij aanwezig is geweest, doch zelf deze brandstichting niet heeft gewild en daarin ook geen rol heeft gehad. Om die reden heeft hij direct het schip verlaten. Toen hij enige tijd later naar het schip terugkeerde, zag hij dat er brand woedde en heeft hij de hulpdiensten gebeld. In het dossier bevindt zich geen ander (technisch) bewijs waaruit geconcludeerd moet worden dat de verdachte betrokken is geweest bij de brandstichting. De verdachte zal derhalve van het onder 1 primair en subsidiair worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van een geldbedrag uit het schip, oordeelt de rechtbank als volgt. Nu onvoldoende bewijs aanwezig is voor betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting en er ook geen overige bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn ten aanzien van de diefstal, is er onvoldoende bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen van dit feit. De rechtbank is van oordeel dat de wisselende verklaringen van de verdachte ten aanzien van zijn financiën, de aanschaf van een tablet kort na de diefstal, welke omwikkeld door een broek op de kamer van de verdachte is aangetroffen, en de eveneens op de kamer van de verdachte aangetroffen bruine envelopjes en geldzakjes welke gelijkend zijn aan die van de aangever, op zijn minst vragen doen oproepen, maar ontoereikend zijn om de diefstal van het geldbedrag wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Derhalve dient de verdachte ook van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij in
of omstreeksde periode van 6 mei 2011 tot en met 8 mei 2011
te Hellevoetsluis, in elk gevalin Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

NADERE BEWIJSMOTIVERING

Namens de verdachte is aangevoerd dat geen sprake is geweest van een diefstal van de mobiele telefoon, zodat de verdachte ook hiervan dient te worden vrijgesproken. Door de verdachte is verklaard dat hij de telefoon in Hellevoetsluis voor een bedrag van € 80,= heeft gekocht van een jongen (mogelijk de aangever zelf) en hij op het moment van aankoop ook niet op de hoogte was van het feit dat het een gestolen telefoon betrof.
De rechtbank overweegt als volgt.
Anders dan door de verdediging is bepleit kan de ten laste gelegde diefstal van de mobiele telefoon bewezen worden, omdat de aangifte voldoende steun vindt in de inhoud van de overige gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij de mobiele telefoon gekocht heeft van een jongen – al dan niet de aangever zelf – niet aannemelijk geworden.
Tijdens een kamp van de zeekadetten op het schip ‘de Zeefakkel’ in de periode van 6 mei 2011 tot en met 8 mei 2011 wordt de mobiele telefoon van [slachtoffer] weggenomen. Deze mobiele telefoon wordt tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar de brandstichting en diefstal op 17 oktober 2011 bij de verdachte aangetroffen.
Uit de historische telefoongegevens is gebleken dat de aangever [slachtoffer] de mobiele telefoon op 8 mei 2011 voor het laatst heeft gebruikt. Uit de historische telefoongegevens blijkt vervolgens dat verdachte de mobiele telefoon al op 9 mei 2011, dus zeer kort na de vermissing, in gebruik heeft genomen. Gebleken is dat de verdachte tijdens voornoemd kamp ook aan boord van ‘de Zeefakkel’ was en dat hij nota bene de aangever, nadien nog heeft geholpen met het zoeken naar de weggenomen mobiele telefoon. Voorts blijkt dat foto’s van de telefoon van aangever zijn gekopieerd naar de computer van de verdachte en heeft de verdachte nog chatcontact gehad met de aangever, waarbij gesproken is over de gestolen telefoon. Dit alles laat zich niet verenigen met de lezing van verdachte.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon.

STRAFBAARHEID FEIT

Het bewezen feit levert op:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een mobiele telefoon van een van zijn medezeekadetten tijdens een kamp op het schip de Zeefakkel. Dit is een zeer ergerlijk feit voor de benadeelde waarbij hij financiële schade heeft geleden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het (gedateerde) over de verdachte uitgebrachte rapport van 6 maart 2012 van de Reclassering Nederland.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op een dergelijk feit, mede gelet op het tijdsverloop dient te worden gereageerd met het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN

Ten aanzien van de in beslag genomen Blackberry doos zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ ST. ZEEKADETKORPS HELLEVOETSLUIS

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Stichting Zeekadetkorps Hellevoetsluis, gevestigd te Hellevoetsluis, ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 133.169,95 aan materiële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL [BENADEELDE PARTIJ 2]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats BP2], ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 249,91 aan materiële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting namens de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 229,98, te weten de kosten ten aanzien van de nieuwe telefoon.
De behandeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de accessoires oude telefoon is niet nader onderbouwd, zodat dit deel van de (betwiste) vordering zal worden afgewezen.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op 23, 24a, 24c, 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,=(zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van: 1 ST DS DOOS GSM verpakking G4678365;
verklaart de benadeelde partij Stichting Zeekadetkorps Hellevoetsluis niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats BP2]toe tot een bedrag van
€ 229,98en veroordeelt de verdachte dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
wijst af het door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 229,98(hoofdsom
tweehonderdnegenentwintig euro en achtennegentig eurocenten); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 229,98 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.C. van Walree, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en S. Jordaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kegreisz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage Ibij vonnis van 7 april 2015:

TEKST TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 17 oktober 2011 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht (in een of meer ruimtes) op een schip genaamd "Zeefakkel", immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een of meer luciferstokje(s) aangestoken en/of (vervolgens) in aanraking gebracht met de bekleding van een (zit)bank in het 'verblijf gezagvoerder', althans opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of brandbare stof(fen) in het 'verblijf gezagvoerder', en/of opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stof(fen) in het 'verblijf stuurman', ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of dat schip en/of de inboedel van dat schip geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (andere delen van) dat schip en/of belendende/omliggende schepen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 17 oktober 2011 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een deel van) een schip genaamd "Zeefakkel", in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan St. Zeekadetkorps Hellevoetsluis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door opzettelijk een of meer luciferstokje(s) aan te steken en/of (vervolgens) in aanraking te brengen met de bekleding van een (zit)bank in het 'verblijf gezagvoerder', althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met een of meer brandbare stof(fen) in het 'verblijf gezagvoerder', en/of opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met een of meer brandbare stof(fen) in het 'verblijf stuurman';
2.
Hij op of omstreeks 17 oktober 2011 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een schip genaamd "Zeefakkel" heeft weggenomen geld (te weten een bedrag van 1131,45 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan St. Zeekadetkorps Hellevoetsluis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten door zich de toegang tot dat schip te verschaffen en/of (vervolgens) (aldaar) een kluis te openen met (een) sleutel(s) toebehorende aan St. Zeekadetkorps Hellevoetsluis, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
3.
(10/720003-12)
Hij in of omstreeks de periode van 6 mei 2011 tot en met 8 mei 2011 te Hellevoetsluis, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode(s) van 6 mei 2011 tot en met 15 november 2011 en/of 2 december 2011 tot en met 19 januari 2012 te Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland,
(telkens) (een) goed(eren), te weten een mobiele telefoon (merk Blackberry), heeft verworven (van een tot dusverre onbekend gebleven persoon) en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.