ECLI:NL:RBROT:2015:2294
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van de Wet dieren met betrekking tot niet tijdig melden van kadavers
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een houder van schapen, en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Eiser kreeg een bestuurlijke boete van € 1.500 opgelegd omdat hij niet tijdig melding had gemaakt van kadavers van schapen die op zijn terrein lagen, in strijd met artikel 3.4 van de Wet dieren. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder. Eiser stelde dat hij de boete niet had ontvangen en dat de kadavers vers waren en door vossen waren gedood, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de kadavers langer dan een dag dood waren voordat eiser melding maakte. De rechtbank oordeelde dat de toezichthouder van de NVWA op 6 februari 2013 drie kadavers op eisers perceel had aangetroffen en dat eiser geen melding had gedaan zoals vereist door de wet. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat eiser niet in aanmerking kwam voor halvering van het boetebedrag, omdat hij niet had aangetoond dat de overtreding niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf was begaan. Eiser voerde ook aan dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was, aangezien de uitspraak binnen twee jaar na het boeterapport was gedaan. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard.