In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het flatgebouw aan de Jonker Fransstraat 114A, B, C, D, en 116A, B, C en D te Rotterdam, een vordering ingesteld tegen Viramah Vastgoed B.V. wegens achterstallige VvE-bijdragen. De VvE vorderde een bedrag van € 7.694,53 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, omdat Viramah sinds juni 2014 haar betalingsverplichtingen niet nakwam. Viramah betwistte de vordering en voerde aan dat een deel van de vordering was verjaard en dat zij een opschortingsrecht had op basis van artikel 6:52 BW, omdat de VvE tekort schoot in haar onderhoudsverplichtingen. In reconventie vorderde Viramah een bedrag van € 1.937,96 van de VvE, omdat zij schade had geleden door het niet uitvoeren van noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden door de VvE. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaring van de vordering door de VvE was gestuit en dat de maandelijkse bijdragen vanaf februari 2005 opeisbaar zijn. De kantonrechter heeft de VvE toegelaten tot bewijslevering over de hoogte van de maandelijkse bijdrage en heeft Viramah toegelaten tot bewijs van haar stelling dat de VvE onrechtmatig heeft gehandeld door haar onderhoudsverplichting te schenden. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.