In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting 3B-Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een huurovereenkomst die op 29 juni 2010 is aangegaan voor een woning aan [adres] te [woonplaats]. De eiseres, 3B-Wonen, vorderde een verklaring voor recht dat het voorschotbedrag voor de servicekosten, inclusief een bedrag voor zonneschermen, correct was vastgesteld. De Huurcommissie had eerder bepaald dat het voorschot voor de servicekosten met ingang van 1 oktober 2013 op € 34,10 per maand moest worden vastgesteld, maar 3B-Wonen was het hier niet mee eens en vorderde een hoger bedrag van € 56,69, inclusief € 22,59 voor de zonneschermen.
De kantonrechter heeft de procedure en de argumenten van beide partijen uitvoerig besproken. De eiseres stelde dat de zonneschermen roerende zaken zijn die onder de servicekosten vallen, terwijl de gedaagde betwistte dat de zonneschermen als roerende zaken kunnen worden aangemerkt en stelde dat hij misleid was bij het aangaan van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de zonneschermen niet als onroerend konden worden beschouwd en dat de Huurcommissie op goede gronden had geoordeeld over de servicekosten. De kantonrechter heeft de vordering van 3B-Wonen toegewezen en verklaarde dat het voorschotbedrag voor de servicekosten vanaf 1 oktober 2013 € 56,69 per maand bedraagt, inclusief het bedrag voor de zonneschermen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om duidelijkheid te verschaffen over servicekosten en de voorwaarden waaronder deze in rekening worden gebracht. De kantonrechter heeft ook het beroep op dwaling van de gedaagde afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen.