ECLI:NL:RBROT:2015:1716
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete aan feitelijk leidinggever van trustkantoor wegens overtreding Wet toezicht trustkantoren
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, gevestigd in Den Haag, en de Nederlandsche Bank N.V. (DNB). De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 15.000,- aan de eiser, die als feitelijk leidinggevende van een trustkantoor fungeerde. DNB had op 7 augustus 2013 een primaire beslissing genomen waarin de boete werd opgelegd wegens het feitelijk leiding geven aan de overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). Dit artikel verbiedt het zonder vergunning als trustkantoor werkzaam zijn vanuit Nederland.
De eiser had geen vergunning en was betrokken bij de oprichting en verkoop van ten minste 550 rechtspersonen naar Engels recht, zonder de vereiste vergunning. DNB handhaafde het primaire besluit in het bestreden besluit van 18 december 2013, waarop de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 januari 2015 werd de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en DNB vertegenwoordigd werd door meerdere gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat de door de eiser verrichte diensten onder de definitie van trustdiensten vallen zoals bedoeld in de Wtt. De rechtbank verwierp het standpunt van de eiser dat zijn activiteiten niet onder de Wtt vielen, en stelde vast dat de werkwijze van de eiser en zijn betrokkenheid bij de verkoop van rechtspersonen in strijd was met de wet. De rechtbank concludeerde dat DNB terecht de boete had opgelegd en dat er geen aanleiding was voor verdere matiging van het boetebedrag. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van DNB.