ECLI:NL:RBROT:2015:1713

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
10/692004-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegaal vuurwerk leidt tot ontploffing en zwaar lichamelijk letsel in Rotterdam

Op 12 maart 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten illegaal vuurwerk heeft afgestoken, wat resulteerde in een ontploffing van een parkeerautomaat. De verdachte en zijn medeverdachten gebruikten twee stuks Cobra 6 vuurwerk om de parkeerautomaat op te blazen, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij twee omstanders, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzet op het toebrengen van letsel, maar dat de verdachte wel roekeloos had gehandeld door het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk in een woonwijk tijdens de jaarwisseling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar verklaarde andere feiten bewezen, waaronder het medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en de gemeente Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10/692004-14
Datum uitspraak: 12 maart 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman, S. Urcun, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek in het openbaar op de terechtzittingen van 3 februari 2015, 12 februari 2015 en 10 maart 2015.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. T. Slieker heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden
waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee
jaar.
GELDIGHEID DAGVAARDING
Door de raadsman is namens de verdachte bepleit dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard. Hiertoe is aangevoerd dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde de feiten één en de dezelfde gedraging betreffen, met dezelfde daaropvolgende consequenties. Door de raadsman is betoogd dat er derhalve sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1, 2 en 3 en dat hierdoor ofwel feit 1 en feit 2 tezamen, ofwel enkel feit 3 aan de verdachte ten laste gelegd kan worden en niet alle drie de feiten tegelijkertijd.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de officier van justitie bij het opstellen van een dagvaarding de vrijheid geniet om te kiezen voor een tenlastelegging bestaande uit een enkelvoudige of een meervoudige kwalificatie. Eendaadse samenloop van een cumulatieve tenlastelegging brengt geen nietigheid van de dagvaarding met zich mee. Overwogen wordt dat de dagvaarding ook overigens voldoet aan in de artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering opgenomen vereisten, zodat deze als grondslag voor de terechtzitting kan dienen. Het verweer wordt verworpen. De dagvaarding is geldig.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman. De rechtbank zal de vrijspraak dan ook niet nader motiveren.
De rechtbank is tevens van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer 1] en het medeplegen van (een poging tot) zware mishandeling van [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en/of de medeverdachte(n) [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1]) en/of[medeverdachte 2] (verder [medeverdachte 2]) het opzet, ook niet in de voorwaardelijke zin, had(den) op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Hieromtrent wordt overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte wist dan wel willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door de kracht van de ontploffing van de parkeerautomaat veroorzaakt door een Cobra 6, aan mensen die zich op een afstand van 25 meter of meer bevonden, zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachten ook zelf aanmerkelijk zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat verdachte en de medeverdachten de aanmerkelijke kans op de koop toe hebben genomen dat hij en/of zijn mededaders als gevolg van het afsteken van het illegale vuurwerk in een parkeerautomaat zelf ernstig lichamelijk letsel zouden oplopen. De ernst van de gevolgen van het handelen van de verdachte en de medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mag er niet toe leiden dat de grenzen van het opzet worden opgerekt.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, onder 2 meest subsidiair, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
meer subsidiair
hij op
of omstreeks01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander
, althans alleen,
roekeloos, in elk gevalzeer
, althans
aanmerkelijk,onvoorzichtig
en/of onoplettend, een stuk zwaar vuurwerk
(Cobra 6) met tape heeft vastgeplakt aan een parkeerautomaat en
/of (vervolgens
)dat
vuurwerk met
(open
)vuur in aanraking heeft gebracht en
/of (aldus
)een
ontploffing heeft veroorzaakt aan/in die parkeerautomaat en
/of (vervolgens
)
een
(ander/tweede
)stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die ontploffing
in die parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst en
/of (vervolgens
)
aangestoken, ten gevolge waarvan
(het restant van
)die parkeerautomaat
(nogmaals)is ontploft en
/of een of meer delen van die parkeerautomaat en/of
(een
deelof meer delenvan
)een
(ter beveiliging tegen vernieling
)aan/op die
parkeerautomaat bevestigde
(ijzeren
)plaat [slachtoffer 1] heeft
/hebbengeraakt
tegen/in het hoofd
en/of het lichaam, waardoor het aan zijn schuld en
/ofde
schuld van zijn mededader
(s)te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] zwaar
lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk en
/ofhersenletsel en
/of
verlammingsverschijnselen, heeft bekomen
, althans zodanig lichamelijk letsel
dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de
ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
2.
meest subsidiair
hij op
of omstreeks01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander,
althans alleen, roekeloos, in elk gevalzeer
, althans
aanmerkelijk,onvoorzichtig
en/of onoplettend, een stuk zwaar vuurwerk
(Cobra 6) met tape heeft vastgeplakt aan een parkeerautomaat en
/of (vervolgens
)dat
vuurwerk met
(open
)vuur in aanraking heeft gebracht en
/of (aldus
)een
ontploffing heeft veroorzaakt aan/in die parkeerautomaat en
/of (vervolgens
)
een
(ander/tweede
)stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die ontploffing
in die parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst en
/of (vervolgens
)
aangestoken, ten gevolge waarvan
(het restant van
)die parkeerautomaat
(nogmaals)is ontploft en
/ofeen
deelof meer delenvan die parkeerautomaat
en/of
(een
deelof meer delenvan
)een
(ter beveiliging tegen vernieling
)aan/op die
parkeerautomaat bevestigde
(ijzeren
)plaat [slachtoffer 2]heeft
/hebbengeraakt
tegen
/inhet hoofd en
/ofhet lichaam, waardoor het aan zijn schuld en
/ofde
schuld van zijn mededader
(s)te wijten is geweest dat [slachtoffer 2]zwaar
lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken
in/op het
voorhoofd, heeft bekomen
, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of
beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
3.
hij op
of omstreeks01 januari 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met
een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk
een of meerontploffing
(en
)
teweeg heeft gebracht in/aan een parkeerautomaat, staande op de kruising van
de Den Hertighstraat en de Wolphaertsbocht,
immers
heeft/hebben verdachte en
/of (een of meer van)zijn mededader
(s)toen
daar opzettelijk een brandende aansteker
, in elk geval opzettelijk (open) vuur
in aanraking gebracht met een Cobra 6,
in elk geval een stuk (zwaar) vuurwerk,
(diedatdoor verdachte en
/ofzijn mededader
(s)met tape was bevestigd aan die
parkeerautomaat
), ten gevolge waarvan een ontploffing is ontstaan, en
/of
(vervolgens
)een
(ander/tweede
)stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die
(eerdere
)ontploffing in die parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst
en
/of (vervolgens
)dat
(tweede
)stuk vuurwerk (Cobra 6) aangestoken, ten
gevolge waarvan (wederom) een ontploffing is ontstaan en
/ofdie
parkeerautomaat geheel of gedeeltelijk is ontploft,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die parkeerautomaat en
/ofzich in de buurt
bevindende voorwerpen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of
levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en
/of
[slachtoffer 2]en
/of een of meer (andere
)zich in de buurt bevindende perso
(o)n
(en
),
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen, te duchten was;
4.
hij op
of omstreeks01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk
een parkeerautomaat (nummer 1658, staande op de Wolphaertsbocht),
in elk geval
enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de Gemeente Rotterdam,
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield
en/of beschadigden
/ofonbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Het verweer
Door de raadsman is ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Ten aanzien van het onder feit 1 meer subsidiair en onder feit 2 meest subsidiair ten laste gelegde medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, is door de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat vuurwerk afsteken weliswaar gevaarzettend kan zijn, maar dat niet gezegd kan worden dat de verdachte het risico op de ernstige gevolgen van zijn handelen had kunnen en moeten voorzien, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval en de context van het geheel van handelingen en gebeurtenissen die plaatsvonden vooraf en tijdens het ongeval. De raadsman heeft hieromtrent onder meer betoogd dat de verdachte door een groep jongeren die zich vanwege oudejaarsavond op straat bevond, werd aangespoord om het vuurwerk af te steken en dat hij vanuit die groep ook instructies kreeg. De raadsman stelt dat het slechts toeval is geweest dat de verdachte degene is geweest die het vuurwerk heeft afgestoken. Door de raadsman is voorts opgemerkt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een ieder die tijdens de jaarwisseling naar buiten gaat, een risico loopt.
Met betrekking tot de ten laste gelegde schuld bestaande uit roekeloosheid heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte het vuurwerk bewust heeft afgestoken en voorzichtig heeft gehandeld door iedereen te waarschuwen toen hij het vuurwerk had aangestoken.
De raadsman stelt dat het de gemeente Rotterdam te verwijten is dat die een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd door een metalen beschermingskap op de parkeerautomaat te bevestigen rond oudejaarsavond, welke door de ondeugdelijke constructie is losgeschoten en [slachtoffer 1] heeft geraakt.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman bovendien aangevoerd dat er op grond van de stukken niet is komen vast te staan dat bij het slachtoffer [slachtoffer 2] sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel, omdat niet is komen vast te staan dat het litteken een blijvend litteken is.
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, heeft de raadsman aangevoerd dat het causaal verband tussen het afsteken van het vuurwerk, waardoor de ontploffing ontstaat, en de gevolgen van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontbreekt.
Ten aanzien van feit 4
Ten aanzien van de onder 4 ten laste gelegde vernieling van de parkeerautomaat is door de raadsman aangevoerd dat de gemeente Rotterdam daarvoor zelf verantwoordelijk is, omdat de gemeente tijdens de jaarwisseling een ondeugdelijke metalen kap op de parkeerautomaat heeft bevestigd.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de avond en nacht van 31 december 2013 naar 1 januari 2014 was de verdachte samen met zijn neef, medeverdachte [medeverdachte 2] op straat illegaal vuurwerk (waaronder meerdere keren illegaal vuurwerk genaamd Cobra 6) aan het afsteken. Ook de medeverdachte [medeverdachte 1] was samen met zijn tweelingbroer op straat. In de buurt van de kruising van de Wolphaertsbocht en de Den Hertigstraat bevond zich een grote groep met name jongeren. Toen in die groep bekend werd dat de verdachte en zijn neef beschikten over illegaal vuurwerk, ontstond in de groep het idee om de parkeerautomaat aan de Wolphaertsbocht op te blazen met dat illegale vuurwerk. Vervolgens werd aan dit plan uitvoering gegeven. [medeverdachte 1] en de verdachte plakten samen een Cobra 6 met behulp van tape op de parkeerautomaat. Toen er politie langs kwam rijden, renden de verdachte en de medeverdachten weg, maar kort nadat de politie weer was vertrokken, werd de vastgeplakte Cobra 6 aangestoken door de verdachte, waarna deze ontplofte. Door deze eerste ontploffing was er een gat ontstaan in de parkeerautomaat. Vervolgens plaatste de verdachte met instemming van zijn neef [medeverdachte 2] een tweede Cobra 6 in het gat van de parkeerautomaat. De verdachte stak deze tweede Cobra 6 aan. Hierna volgde er een enorme klap, waarbij er onderdelen van de parkeerautomaat en de beschermkap die door de gemeente Rotterdam ter bescherming tegen het vuurwerk daarop was bevestigd, met hoge snelheid alle kanten opvlogen. Een veertienjarige jongen, genaamd [slachtoffer 1], die ongeveer 40 meter verderop stond en de heer [slachtoffer 2], die op een afstand van ongeveer 25 meter van de parkeerautomaat stond, werden door deze onderdelen geraakt. [slachtoffer 1] kreeg een groot stuk ijzer tegen zijn hoofd, waardoor hij levensgevaarlijk gewond is geraakt. De heer [slachtoffer 2], had zijn arm en hand voor zijn hoofd gehouden en is gewond geraakt aan zijn hand en hoofd.
De rol van de drie medeverdachten
Over de hiervoor geschetste gang van zaken is geen discussie, maar met betrekking tot de rol die de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben gespeeld in het geheel, lopen de verklaringen uiteen.
Door de verdachte is bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting op 3 februari 2015 een consistente en uitgebreide bekennende verklaring afgelegd, waarbij door de verdachte over zijn betrokkenheid is verklaard zoals hiervoor reeds is weergegeven. De rechtbank acht deze verklaringen van de verdachte betrouwbaar nu deze tevens worden ondersteund door overig bewijsmateriaal in het dossier.
Door de verdachte is bij de politie, bij de rechter-commissaris en tijdens de behandeling ter terechtzitting op 3 februari 2015 met betrekking tot de medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat [medeverdachte 1] degene was die wist hoe de parkeerautomaat opgeblazen moest worden. Volgens de verklaringen van de verdachte heeft [medeverdachte 1] aan de verdachte uitgelegd hoe hij de parkeerautomaat moest opblazen en heeft die [medeverdachte 1] ook zijn medewerking aan de uitvoering daarvan verleend door de eerste Cobra 6 met tape op een mogelijk zwakke plek op de parkeerautomaat te plakken. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] volgens de verklaring van de verdachte geprobeerd om de eerste Cobra 6 aan te steken. Toen dit [medeverdachte 1] niet lukte, heeft de verdachte de eerste Cobra 6 aangestoken. De verklaringen van de verdachte omtrent de betrokkenheid van [medeverdachte 1] worden onder meer bevestigd door de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2], de getuigenverklaringen van[getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].
Ten aanzien van de betrokkenheid van de neef van de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2], heeft de verdachte verklaard dat zijn neef steeds bij hem in de buurt heeft gestaan en dat die neef er ook mee heeft ingestemd om de tweede en laatste Cobra 6 te gebruiken om de parkeerautomaat op te blazen. Door [medeverdachte 2] is bij de politie bevestigd dat hij aan de verdachte toestemming had gegeven om zijn Cobra 6 te gebruiken.
De rechtbank is op grond van de voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien met betrekking tot het aandeel van de drie medeverdachten van oordeel dat tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van het plan om de parkeerautomaat tot ontploffing te brengen. [medeverdachte 1] wist hoe de parkeerautomaat kon worden opgeblazen, heeft de eerste Cobra 6 op de parkeerautomaat helpen plakken en heeft aanwijzingen gegeven aan de verdachte over de verdere uitvoering hiervan. De verdachte heeft deze aanwijzingen van [medeverdachte 1] opgevolgd, heeft zijn eigen Cobra 6 gebruikt voor de eerste explosie en heeft aan de medeverdachte [medeverdachte 2] gevraagd of hij voor de tweede explosie diens Cobra 6 mocht gebruiken, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd.
De neef van de verdachte, [medeverdachte 2], heeft naar het oordeel van de rechtbank een kleiner aandeel gehad. Hoewel hij, ondanks dat hij wist wat de bedoeling was, ermee heeft ingestemd dat zijn Cobra 6 door de verdachte zou worden gebruikt voor de tweede explosie, is op grond van de bewijsmiddelen niet komen vast te staan dat hij zodanig bij de planning en de uitvoering van het tot ontploffing brengen van de parkeerautomaat betrokken was, dat er gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking. De betrokkenheid van [medeverdachte 2] bestaat hierin dat hij wel behulpzaam is geweest bij de uitvoering van het plan om de parkeerautomaat tot ontploffing te brengen door het middel, te weten de Cobra 6, te leveren althans in te stemmen met het gebruik daarvan.
De ernst van het lichamelijk letsel van de slachtoffers
Met betrekking tot de ernst van het letsel van het slachtoffer
[slachtoffer 1]is op grond van de stukken in het dossier (waaronder de medische informatie FARR) en de behandeling ter terechtzitting van 3 februari 2015 vast komen te staan dat [slachtoffer 1] zeer ernstig blijvend hersenletsel heeft opgelopen, waardoor zijn kwaliteit van leven sterk is verminderd.
Met betrekking tot de ernst van het letsel van het slachtoffer
[slachtoffer 2]is op grond van de stukken in het dossier (waaronder de medische informatie FARR) en de behandeling ter terechtzitting vast komen te staan dat [slachtoffer 2] gelet op de aard van de verwonding, te weten van 8 cm lengte tot op de schedel, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, bestaande uit een blijvend litteken in zijn gezicht. Het verweer ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dat er op grond van de stukken niet is komen vast te staan dat bij het slachtoffer [slachtoffer 2] sprake is van zwaar lichamelijk letsel, wordt verworpen, nu door de officier van justitie tijdens de behandeling ter terechtzitting op 3 februari 2015 te kennen is gegeven dat door hem is waargenomen dat op het voorhoofd van [slachtoffer 2] nog immer een litteken aanwezig is.
De bewezenverklaring per feit
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 meest subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank met betrekking tot de mate van schuld aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het volgende.
Met betrekking tot de ten laste gelegde roekeloosheid wordt overwogen dat hiervan pas sprake is in het geval dat de gedraging van de verdachte zodanig ernstig onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig is, dat deze grenst aan opzet. Of er sprake is van een dergelijke schuld is onder meer afhankelijk van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van die gedragingen en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de verdachte voorafgaand aan de tweede explosie de omstanders heeft gewaarschuwd dat er een tweede ontploffing zou volgen en dat hij naar eigen zeggen verrast was door de enorme kracht van de tweede explosie. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen sprake is geweest van zodanig ernstige schuld van de verdachte, dat deze gekwalificeerd dient te worden als roekeloosheid.
De rechtbank acht wel bewezen dat het aan de schuld van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] te wijten is dat de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen als gevolg van het ontploffen van de parkeerautomaat, in die zin dat zij zeer onvoorzichtig zwaar vuurwerk hebben gebruikt om de parkeerautomaat tot ontploffing te brengen.
Gelet op de Nederlandse wetgeving en de landelijke voorlichtingscampagnes moet het voor de verdachte bekend zijn geweest dat illegaal vuurwerk in Nederland als gevaarlijk wordt beschouwd. Door de verdachte is ook verklaard dat hij wist dat een Cobra 6 illegaal vuurwerk is.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en de getuige [getuige 2] is ook gebleken dat door de verdachte gedurende de dag voorafgaand aan de jaarwisseling reeds eerder Cobra 6 vuurwerk is afgestoken. De verdachte had het effect van illegaal vuurwerk derhalve al waargenomen en ervaren.
Het gedrag van de verdachte bestaande uit het afsteken van zwaar illegaal vuurwerk met de kennelijke bedoeling om een parkeerautomaat te laten ontploffen in een woonwijk waar zich op dat moment veel mensen op straat bevinden vanwege de jaarwisseling, is aan te merken als zeer onvoorzichtig handelen. Dat de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van dit onvoorzichtig handelen zwaar gewond zijn geraakt is genoegzaam gebleken.
Nu het is komen vast te staan dat het de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] zijn geweest die het vuurwerk volgens plan op en in de parkeerautomaat hebben aangebracht en het vuurwerk hebben aangestoken, wordt het verweer, inhoudende dat de gemeente Rotterdam - juist ter beveiliging van het aanbrengen van vuurwerk - een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd door een metalen beschermingskap op de parkeerautomaat te bevestigen rond oudejaarsavond, verworpen. De ontploffing is immers niet door de gemeente maar door de verdachte en de medeverdachte veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 3
Met betrekking tot het onder feit 3 ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] de opzet hadden op het teweegbrengen van de ontploffing. Dat de opzet van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] niet gericht was op het veroorzaken van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen dan wel gemeen gevaar voor goederen, is bij de beoordeling niet van belang. Het uit de gedraging voortvloeiende gevaar moet naar objectieve maatstaven algemeen voorzienbaar zijn geweest op het moment van het verrichten van die gedraging.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] veroorzaakte ontploffing van de parkeerautomaat gelegen in een woonwijk levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dit blijkt ook uit het onderzoek dat is verricht door de Forensische Opsporing dat is gerelateerd in het proces verbaal sporenonderzoek (proces-verbaalnummer PL1850-2014000073-2.) Op het moment van de ontploffing bevonden zich veel mensen op straat en vele van hen bevonden zich dichter bij de ontplofte parkeerautomaat dan het slachtoffer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], bij wie het gevaar zich ook heeft verwezenlijkt door het toegebrachte levensgevaarlijke letsel.
Genoegzaam is voorts gebleken dat het letsel van de slachtoffers een rechtstreeks gevolg is geweest van de handelingen van de verdachte en de medeverdachte, bestaande uit het tot ontploffing brengen van de parkeerautomaat. Het door de raadsman gevoerde, overigens onvoldoende onderbouwde, verweer aangaande het ontbreken van een causaal verband tussen het afsteken van het vuurwerk door de verdachte en het letsel dat is ontstaan bij de slachtoffers, wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van feit 4
Ook het ten aanzien van de onder feit 4 ten laste gelegde vernieling is het verweer gevoerd dat het de verantwoordelijkheid is geweest van de gemeente dat er een ondeugdelijke kap op de parkeerautomaat geplaatst. De rechtbank verwerpt dit verweer. De Cobra 6 is een bijzonder zwaar stuk illegaal vuurwerk. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] hebben dit het illegale stuk vuurwerk gebruikt om de parkeerautomaat op te blazen. De gemeente kan er niet verantwoordelijk voor worden gehouden dat de parkeerautomaat, ondanks daartoe aangebrachte bescherming, daardoor is vernield. Het verweer wordt verworpen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De rechtbank overweegt dat het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 meest subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit bestaat uit het medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, dat het onder 3 bewezen verklaarde feit bestaat uit het teweeg brengen van een ontploffing terwijl daarvan levensgevaar voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is en dat het onder 4 bewezen verklaarde feit bestaat uit vernieling.
Overwogen wordt voorts dat het tezamen met een ander veroorzaken van een ontploffing van de parkeerautomaat zowel het onder 1 meer subsidiair, het onder 2 meest subsidiair, als het onder het onder 3 en het onder 4 ten laste gelegde heeft opgeleverd en dat er bovendien eenheid van tijd en plaats is, zodat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 Wetboek van strafrecht. De rechtbank zal ten aanzien van deze feiten dan ook slechts de bepaling toepassen waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
1.
meer subsidiair
medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt
en
2.
meest subsidiair
medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt
en
3.
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
4.
medeplegen van vernieling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Tijdens oudjaarsnacht 2013/2014 heeft de verdachte samen met een ander zich bewust bezig gehouden met het afsteken van zwaar illegaal vuurwerk met zeer ernstige gevolgen. Door de verdachte is samen met een ander uitvoering gegeven aan het desastreuze plan om een parkeerautomaat waaraan ter beveiliging tegen vuurwerk door de gemeente Rotterdam een ijzeren plaat was bevestigd en die zich op de openbare weg die zich midden in een woonwijk bevond met zwaar illegaal vuurwerk, te weten met twee stuks Cobra 6, op te blazen. Op dat moment bevonden zich vanwege de jaarwisseling veel mensen op straat, waaronder de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Door het plaatsen van de tweede Cobra 6 in het in de parkeerautomaat ontstane gat en het vervolgens aansteken van die Cobra 6 is de parkeerautomaat ontploft en zijn delen hiervan en (delen van) de ijzeren plaat met grote snelheid alle kanten op gevlogen. Dat hierdoor daadwerkelijk levensgevaar voor anderen en gevaar voor goederen is ontstaan, blijkt uit de omstandigheid, dat zowel [slachtoffer 1], die op een afstand van ongeveer 40 meter stond, als [slachtoffer 2], die op een afstand van ongeveer 25 meter stond, door een stuk ijzer afkomstig van de parkeerautomaat zijn geraakt. Voor [slachtoffer 1] was de ernst van zijn verwondingen levensbedreigend. Tevens is de parkeerautomaat in zijn geheel vernield.
De ernstige verwondingen die [slachtoffer 1] heeft opgelopen, hebben bij hem en zijn familie onherstelbaar leed en intens verdriet veroorzaakt. De onbezorgde toekomst van dit jonge slachtoffer is hem in één klap ontnomen. Naar alle waarschijnlijkheid zal hij de rest van zijn leven zorg nodig blijven houden, zal hij geen opleiding kunnen volgen en zal hij nooit zelfstandig kunnen wonen.
Uit de voorgehouden slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 2] is gebleken dat ook hij nog dagelijks kampt met de fysieke en psychische gevolgen van hetgeen hem is aangedaan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte schuld aan het zware letsel dat de slachtoffers [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben opgelopen. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij onaanvaardbare grote veiligheidsrisico’s heeft genomen met betrekking tot personen en goederen. Daarnaast is door verdachtes toedoen ernstig gevaar voor de omstanders ontstaan. Dat niet meer mensen zijn geraakt door de rondvliegende ijzeren delen is niet aan de verdachte te danken maar berust louter op toeval.
Bovendien brengt dit soort feiten niet slechts in de directe omgeving maar ook in de samenleving als geheel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Ten aanzien van de op te leggen straf stelt de rechtbank voorop dat - welke straf ook wordt opgelegd - het aan de slachtoffers toegebrachte leed daarmee niet kan worden weggenomen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2015 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts is rekening gehouden met een rapport dat is opgemaakt door Reclassering Nederland over de verdachte, gedateerd 21 maart 2014. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het niet de bedoeling is geweest van de verdachte om iemand te verwonden, dat hij zijn leven op orde heeft en dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een werkstraf op te leggen. Er wordt geen aanleiding gezien om bijzondere voorwaarden aan hem op te leggen.
De rechtbank overweegt dat in het algemeen, gelet op de ernst van het door verdachtes handelen, het ontstane gevaar en de ingetreden gevolgen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
De rechtbank is echter van oordeel, dat verdachte – die reeds in voorarrest heeft gezeten – niet terug hoeft naar de gevangenis. Verdachte is een jonge man, zonder strafblad, die zijn leven op orde heeft. Daarbij komt dat de verdachte de gevolgen van de ontploffing niet heeft gewild. In deze zaak zal de verdachte zijn hele verdere leven moeten leven met het besef dat door zijn toedoen een jong slachtoffer op een gruwelijke wijze gewond is geraakt en daar blijvend ernstig letsel aan over heeft gehouden en dat er nog een slachtoffer gewond is geraakt. Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte ook zijn spijt betuigd.
De rechtbank realiseert zich dat de gevolgen van hetgeen verdachte heeft gedaan voor de slachtoffers enorm zijn. Uit artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht volgt dat een taakstraf niet wordt opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad, tenzij naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. De rechtbank zal een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest opleggen, met daarnaast een lange voorwaardelijke gevangenisstraf, hetgeen ertoe dient om verdachte te waarschuwen, dat hij nooit meer illegaal vuurwerk zal afsteken. Daarnaast zal aan verdachte de maximale werkstraf worden opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

De benadeelde partij [slachtoffer 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1], wonende te [adres], ter zake van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 25.000,-- als voorschot van de materiële schade en een bedrag van € 20.000,-- als voorschot van de immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 25.000,-- en de immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,-- en het resterende bedrag niet ontvankelijk te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie verzocht te bepalen dat de bedragen worden vermeerderd met de wettelijk rente en heeft hij verzocht de schademaatregel op te leggen.
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en subsidiair tot niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Door de benadeelde partij [slachtoffer 1] is met betrekking tot de hoogte van de gevorderde materiële schade aangevoerd dat deze onder meer bestaat uit: de daggeldvergoeding ziekenhuisopname ter hoogte van € 784,--, de daggeldvergoeding opname revalidatiecentrum ter hoogte van € 1.610,-- en een vergoeding voor een jaar studievertraging ter hoogte van € 13.225,--. Gezien de verwachting van de benadeelde partij dat de materiële kosten nog verder zullen oplopen, is een bedrag van € 25.000,-- gevorderd als voorschot.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door de onder 1 meer subsidiair en onder 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, als voorschot gedeeltelijk worden toegewezen. De rechtbank zal het toe te wijzen voorschot van de
materiële kostenevenwel beperken tot de kosten die nader zijn gespecificeerd, zijnde een totaalbedrag van
€ 15.619,--.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door de onder 1 meer subsidiair en onder 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks
immateriële schadeis toegebracht.
Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid als voorschot worden vastgesteld op
€ 20.000,--.
Nu de verdachte de strafbare feiten onder 1 meer subsidiair en onder 3, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader(s) onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
De behandeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dat betrekking heeft op de overige gevorderde schade, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

De benadeelde partij [slachtoffer 2]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2], wonende te[adres], ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.523,75 als voorlopige materiële schade en een bedrag van € 5.000,-- als immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 2.526,56,-- en van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-- en tot het niet ontvankelijk te verklaren ten aanzien van het resterende gevorderde bedrag. Voorts heeft de officier van justitie verzocht te bepalen dat de bedragen worden vermeerderd met de wettelijk rente en om de schademaatregel op te leggen.
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en subsidiair tot niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Door de benadeelde partij [slachtoffer 2] is met betrekking tot de hoogte van de gevorderde materiële schade aangevoerd dat deze bestaat uit: de kosten huishoudelijke hulp ter hoogte van € 1.501,25, reiskosten ter hoogte van € 80,--, het eigen risico van de zorgverzekering 2014 ter hoogte van € 382,--, kledingschade ter hoogte van € 400,--, kosten telefoon/porto ter hoogte van € 25,-- en een begroting van de kosten plastische chirurg ter hoogte van
€ 2.500,--.
De rechtbank acht het aannemelijk dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door de onder 2 meest subsidiair en onder 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht in die zin dat er bloed op zijn kleding terecht is gekomen vanwege zijn bloedende hoofdwond. De rechtbank bepaalt deze schade op € 50,-- en zal derhalve voor de
materiële schadeeen bedrag van
€ 50,--toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door de onder 2 meest subsidiair en onder 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks
immateriële schadeis toegebracht.
Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 1.000,--,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader(s) onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
De behandeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dat betrekking heeft op de overige gevorderde schade, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

De benadeelde partij Stadsbeheer gemeente Rotterdam

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Stadsbeheer gemeente Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij Stadsbeheer gemeente Rotterdam vordert een bedrag van € 7.898,40 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde materiële schade van € 7.898,40. Voorts heeft de officier van justitie verzocht te bepalen dat het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijk rente en de schademaatregel op te leggen.
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en subsidiair tot niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank overweegt dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij Stadsbeheer gemeente Rotterdam, door de onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht en dat de vordering genoegzaam is onderbouwd, zodat, ondanks de betwisting door de verdachte, het volledige gevorderde bedrag ter hoogte van
€ 7.898,40zal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij Stadsbeheer gemeente Rotterdam zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht
.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36f, 47, 55, 157, 308, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, onder 2 meest subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf)
maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 36.619,-- (zesendertigduizend en zeshonderdnegentien euro), bestaande uit € 15.619,-- aan materiële schade als voorschot en € 20.000,-- aan immateriële schade als voorschot en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende te [adres] te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering wat betreft het resterende gedeelte en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]te betalen
€ 36.619,-- (zesendertigduizend en zeshonderdnegentien euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 36.619,-- (zesendertigduizend en zeshonderdnegentien euro),
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
218 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 1.050,--(duizend en vijftig euro), bestaande uit € 50,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 2], wonende te [adres], te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2]
niet-ontvankelijkin de vordering
wat betreft het resterende gedeelteen bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen
€ 1.050,-- (duizend en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.050,-- (duizend en vijftig euro)
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
Stadsbeheer gemeente Rotterdamtoe tot een bedrag van
€ 7.898, 40 (achtenzeventighonderd en achtennegentig euro en veertig eurocent)aan materiële schade veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan Stadsbeheer gemeente Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen, de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij Stadsbeheer gemeente Rotterdam gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij Stadsbeheer gemeente Rotterdam te betalen
€ 7.898, 40 (achtenzeventighonderd en achtennegentig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 7.898, 40 (achtenzeventighonderd en achtennegentig euro en veertig eurocent)
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
89 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij Stadsbeheer gemeente Rotterdam, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.A. Pit, voorzitter,
en mrs. O.E.M. Leinarts en G.M. Paling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2015.
Bijlage I bij vonnis van 12 maart 2015:
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het
leven te beroven, met dat opzet een stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) met tape
heeft vastgeplakt aan een parkeerautomaat en/of (vervolgens) dat vuurwerk met
(open) vuur in aanraking heeft gebracht en/of (aldus) een ontploffing heeft
veroorzaakt aan/in die parkeerautomaat en/of (vervolgens) een (ander/tweede)
stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die ontploffing in die
parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst en/of (vervolgens) aangestoken,
ten gevolge waarvan (het restant van) die parkeerautomaat (nogmaals) is
ontploft en/of een of meer delen van die parkeerautomaat en/of (een of meer
delen van) een (ter beveiliging tegen vernieling) aan/op die parkeerautomaat
bevestigde (ijzeren) plaat die [slachtoffer 1] heeft/hebben geraakt tegen/in het hoofd
en/of het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een schedelbreuk en/of hersenletsel
en/of verlammingsverschijnselen), heeft toegebracht, door opzettelijk een stuk
zwaar vuurwerk (Cobra 6) met tape vast te plakken aan een parkeerautomaat
en/of (vervolgens) dat vuurwerk met (open) vuur in aanraking te brengen en/of
(aldus) een ontploffing te veroorzaken aan/in die parkeerautomaat en/of
(vervolgens) een (ander/tweede) stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die
ontploffing in die parkeerautomaat ontstane gat te plaatsen en/of (vervolgens)
aan te steken, ten gevolge waarvan (het restant van) die parkeerautomaat
(nogmaals) is ontploft en/of een of meer delen van die parkeerautomaat en/of
(een of meer delen van) een (ter beveiliging tegen vernieling) aan/op die
parkeerautomaat bevestigde (ijzeren) plaat die [slachtoffer 1] heeft/hebben geraakt
tegen/in het hoofd en/of het lichaam;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een stuk zwaar vuurwerk (Cobra
6) met tape heeft vastgeplakt aan een parkeerautomaat en/of (vervolgens) dat
vuurwerk met (open) vuur in aanraking heeft gebracht en/of (aldus) een
ontploffing heeft veroorzaakt aan/in die parkeerautomaat en/of (vervolgens)
een (ander/tweede) stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die ontploffing
in die parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst en/of (vervolgens)
aangestoken, ten gevolge waarvan (het restant van) die parkeerautomaat
(nogmaals) is ontploft en/of een of meer delen van die parkeerautomaat en/of
(een of meer delen van) een (ter beveiliging tegen vernieling) aan/op die
parkeerautomaat bevestigde (ijzeren) plaat [slachtoffer 1] heeft/hebben geraakt
tegen/in het hoofd en/of het lichaam, waardoor het aan zijn schuld en/of de
schuld van zijn mededader(s) te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] zwaar
lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk en/of hersenletsel en/of
verlammingsverschijnselen, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel
dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de
ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
art 308 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het
leven te beroven met dat opzet een stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) met tape
heeft vastgeplakt aan een parkeerautomaat en/of (vervolgens) dat vuurwerk met
(open) vuur in aanraking heeft gebracht en/of (aldus) een ontploffing heeft
veroorzaakt aan/in die parkeerautomaat en/of (vervolgens) een (ander/tweede)
stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die ontploffing in die
parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst en/of (vervolgens) aangestoken,
ten gevolge waarvan (het restant van) die parkeerautomaat (nogmaals) is
ontploft en/of een of meer delen van die parkeerautomaat en/of (een of meer
delen van) een (ter beveiliging tegen vernieling) aan/op die parkeerautomaat
bevestigde (ijzeren) plaat die [slachtoffer 2] heeft/hebben geraakt tegen/in het hoofd
en/of het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer 2]),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een blijvend litteken in/op het
voorhoofd), heeft toegebracht, door opzettelijk een stuk zwaar vuurwerk (Cobra
6) met tape vast te plakken aan een parkeerautomaat en/of (vervolgens) dat
vuurwerk met (open) vuur in aanraking te brengen en/of (aldus) een ontploffing
te veroorzaken aan/in die parkeerautomaat en/of (vervolgens) een
(ander/tweede) stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die ontploffing in
die parkeerautomaat ontstane gat te plaatsen en/of (vervolgens) aan te steken,
ten gevolge waarvan (het restant van) die parkeerautomaat (nogmaals) is
ontploft en/of een of meer delen van die parkeerautomaat en/of (een of meer
delen van) een (ter beveiliging tegen vernieling) aan/op die parkeerautomaat
evestigde (ijzeren) plaat die [slachtoffer 2] heeft/hebben geraakt tegen/in het hoofd
en/of het lichaam;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een stuk zwaar vuurwerk
(Cobra 6) met tape heeft vastgeplakt aan een parkeerautomaat en/of
(vervolgens) dat vuurwerk met (open) vuur in aanraking heeft gebracht en/of
(aldus) een ontploffing heeft veroorzaakt aan/in die parkeerautomaat en/of
(vervolgens) een (ander/tweede) stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die
ontploffing in die parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst en/of
(vervolgens) aangestoken, ten gevolge waarvan (het restant van) die
parkeerautomaat (nogmaals) is ontploft en/of een of meer delen van die
parkeerautomaat en/of (een of meer delen van) een (ter beveiliging tegen
vernieling) aan/op die parkeerautomaat bevestigde (ijzeren) plaat die [slachtoffer 2]
heeft/hebben geraakt tegen/in het hoofd en/of het lichaam, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een stuk zwaar vuurwerk (Cobra
6) met tape heeft vastgeplakt aan een parkeerautomaat en/of (vervolgens) dat
vuurwerk met (open) vuur in aanraking heeft gebracht en/of (aldus) een
ontploffing heeft veroorzaakt aan/in die parkeerautomaat en/of (vervolgens)
een (ander/tweede) stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die ontploffing
in die parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst en/of (vervolgens)
aangestoken, ten gevolge waarvan (het restant van) die parkeerautomaat
(nogmaals) is ontploft en/of een of meer delen van die parkeerautomaat en/of
(een of meer delen van) een (ter beveiliging tegen vernieling) aan/op die
parkeerautomaat bevestigde (ijzeren) plaat[slachtoffer 2] heeft/hebben geraakt
tegen/in het hoofd en/of het lichaam, waardoor het aan zijn schuld en/of de
schuld van zijn mededader(s) te wijten is geweest dat [slachtoffer 2] zwaar
lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken in/op het
voorhoofd, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of
beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
art 308 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ontploffing(en)
teweeg heeft gebracht in/aan een parkeerautomaat, staande op de kruising van
de Den Hertighstraat en de Wolphaertsbocht,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen
daar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur
in aanraking gebracht met een Cobra 6, in elk geval een stuk (zwaar) vuurwerk,
(dat door verdachte en/of zijn mededader(s) met tape was bevestigd aan die
parkeerautomaat), ten gevolge waarvan een ontploffing is ontstaan, en/of
(vervolgens) een (ander/tweede) stuk zwaar vuurwerk (Cobra 6) in het door die
(eerdere) ontploffing in die parkeerautomaat ontstane gat heeft geplaatst
en/of (vervolgens) dat (tweede) stuk vuurwerk (Cobra 6) aangestoken, ten
gevolge waarvan (wederom) een ontploffing is ontstaan en/of die
parkeerautomaat geheel of gedeeltelijk is ontploft,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die parkeerautomaat en/of zich in de buurt
bevindende voorwerpen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of een of meer (andere) zich in de buurt bevindende perso(o)n(en),
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
een parkeerautomaat (nummer 1658, staande op de Wolphaertsbocht), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Gemeente Rotterdam, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht