In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigenaar van onroerende zaken, en de heffingsambtenaar van de gemeente Aalburg. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking waarbij de waarde van haar onroerende zaak, gelegen aan [c] 10 te Wijk en Aalburg, was vastgesteld op € 252.000,- voor het belastingjaar 2013. Tevens was er een aanslag rioolrecht opgelegd. Eiseres stelde dat de objectafbakening door verweerder onjuist was, omdat de opstallen op haar percelen eigendom waren van Northern Petroleum Nederland B.V. en derhalve niet tot haar onroerende zaak behoorden. De rechtbank oordeelde dat de eigendom van de grond ook de gebouwen omvat, tenzij er een recht van opstal is gevestigd. Aangezien er geen recht van opstal was gevestigd en de winningsvergunning voor de gaswininstallatie na de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet was verleend, was eiseres door natrekking eigenaar geworden van de bovengrondse mijnwerken. De rechtbank oordeelde dat de objectafbakening door verweerder correct was en dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak niet te hoog was. De beroepsgrond van eiseres dat de waarde niet aannemelijk was gemaakt, werd verworpen. Echter, de rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het de aanslag rioolheffing betrof, omdat de onroerende zaak niet was aangesloten op de gemeentelijke riolering. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit in dat opzicht en veroordeelde verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.