ECLI:NL:RBROT:2015:1680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
C/10/13/217 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2015 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet naar behoren heeft voldaan aan haar informatie- en sollicitatieverplichtingen. De schuldenares had een schuldenlast van € 76.000,--, terwijl deze tijdens de toelatingszitting in augustus 2012 nog circa € 22.000,-- bedroeg. De rechtbank constateerde dat de schuldenares nieuwe bovenmatige schulden had laten ontstaan en dat zij niet had aangetoond dat zij zich voldoende had ingespannen om werk te vinden. Ondanks waarschuwingen van de bewindvoerder en de rechter-commissaris heeft de schuldenares niet aan haar sollicitatieverplichting voldaan. De rechtbank benadrukte dat de schuldenares, in het licht van de TBE-zitting, had moeten achterhalen waarom de kinderopvangtoeslagen waren teruggevorderd en had moeten aantonen dat het ontstaan van deze schulden niet aan haar te verwijten was. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, wat leidde tot de beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet. De rechtbank stelde tevens het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.015,73, dat voor zover niet uit de boedel kan worden voldaan, ten laste van de schuldenares komt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 januari 2015
Bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 26 februari 2013 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam]
wonende:[adres]
[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: P.R. Suvaal-Laurens.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 13 november 2014 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Als grond voor de beëindiging is onder meer aangevoerd dat schuldenares de informatieverplichting niet naar behoren nakomt en dat zij zich niet aantoonbaar tot het uiterste inspant om werk te vinden. Verder heeft schuldenares nieuwe bovenmatige schulden laten ontstaan.
Bij faxbericht van 7 januari 2015 heeft de bewindvoerder de laatste stand van zaken weergegeven.
Schuldenares en de waarnemend bewindvoerder, mr. J. Perez Herrera, zijn gehoord ter terechtzitting van 13 januari 2015.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Ten aanzien van de informatieverplichting heeft de bewindvoerder bericht dat zij de ontbrekende stukken heeft ontvangen. De bewindvoerder heeft verder geconstateerd dat diverse vorderingen bij haar zijn ingediend die ten tijde van de toelatingszitting niet bekend waren. Het schuldentotaal bedraagt thans ruim € 76.000,-- terwijl tijdens de toelatingszitting sprake was van een schuldenlast van circa € 22.000,--. De niet gemelde schulden zien onder meer op terugvorderingen van ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag over de periode 2008-2011 van € 15.240,-- en € 40.744,--. Daar deze terugvorderingen ten tijde van de toelating waarschijnlijk nog niet bekend waren, wil de bewindvoerder hier thans geen gevolgen aan verbinden ten aanzien van schuldenares.
Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat zij niet weet waarom door de Belastingdienst wordt teruggevorderd en waarom een en ander destijds bij de behandeling van het WSNP-verzoek niet is gemeld. Zij heeft geen bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen, waarbij de ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag wordt teruggevorderd.
De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat schuldenares sollicitatieplichtig is en dat zij tot op heden niet aan de sollicitatieverplichting heeft voldaan. De begeleidster van schuldenares heeft in augustus 2013 een verklaring aan de bewindvoerder doen toekomen, waarin de gezinssituatie wordt uitgelegd. De bewindvoerder is van mening dat uit deze verklaring niet blijkt dat schuldenares in het geheel niet zou kunnen werken.
Schuldenares heeft ter zitting onder meer aangevoerd dat een van haar kinderen, haar zoon van 17 jaar, een ernstige beperking heeft en dat hij ten gevolge van deze beperking ontspoort indien schuldenares niet thuis is om op hem te letten. De zoon van schuldenares kan zich dan agressief gedragen en is daarom lastig onder te brengen bij derden. De huidige hulpverlening van ASVZ is niet optimaal en schuldenares is daarom samen met ASVZ op zoek naar adequate begeleiding voor haar gezin. Schuldenares heeft verder verklaard dat zij wel graag wil werken, maar dat zij niet of nauwelijks heeft gesolliciteerd aangezien zij geen computer heeft en niet met computers overweg kan. Daarnaast krijgt zij migraine door het gebruik van een computer. Via de gemeente is schuldenares ongeveer twee maanden geleden bij Humanitas op gesprek geweest, maar sindsdien heeft zij niets meer vernomen, aldus schuldenares.
De bewindvoerder heeft geconstateerd dat sprake is van een nieuwe schuld aan Flanderijn (inzake OWM Zorgverzekeraar) van in totaal € 2.362,64 en aan Telfort/KPN van € 845,23 en dat ten aanzien van deze schulden door schuldenares geen betalingsregelingen zijn getroffen.
Schuldenares heeft ten aanzien van de nieuwe schulden aangevoerd dat niet zij, maar de budgetbeheerder, deze schulden zou moeten betalen. Desgevraagd heeft schuldenares verklaard dat zij geen contact met de budgetbeheerder heeft opgenomen om na te gaan of de nieuwe schulden zijn voldaan.

3.De beoordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 24 augustus 2012 is het schuldsaneringsverzoek van schuldenares afgewezen in verband met de gegronde vrees dat zij haar verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal (kunnen) nakomen. Het gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft bij arrest van 26 februari 2013 het vonnis van de rechtbank vernietigd, waarbij onder meer is overwogen dat voldoende aannemelijk is dat schuldenares de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden onder controle heeft gekregen en dat de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, gezien de aanwezige hulp, in voldoende mate gewaarborgd lijkt te zijn. Daarbij heeft het hof benadrukt dat het van groot belang is dat schuldenares de aanwijzingen van de bewindvoerder stipt opvolgt en dat zij overigens aan alle verplichtingen uit eigen beweging voldoet.
De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van circa € 76.000,-- niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De (actieve) nakoming van de informatieverplichting door schuldenares heeft gedurende de gehele regeling steeds te wensen overgelaten. Dat de bewindvoerder thans de ontbrekende stukken heeft ontvangen, doet daar niet aan af.
Ten aanzien van de terugvorderingen van ten onrechte ontvangen Kinderopvangtoeslag van in totaal ruim € 55.000,--, die ten tijde van de toelatingszitting in augustus 2012 (en tijdens de behandeling door het Hof in februari 2013) niet zijn gemeld, is de rechtbank van oordeel dat deze aanslagen reden zouden kunnen zijn geweest het WSNP-verzoek af te wijzen nu de aanslagen zien op vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend. Daarbij merkt de rechtbank op dat door schuldenares geen bezwaar tegen deze terugvorderingen is gemaakt, zodat deze schulden vaststaan. Uitgaande van het standpunt van de bewindvoerder dat deze terugvorderingen ten tijde van de toelating waarschijnlijk nog niet bekend waren, merkt de rechtbank op dat het in het kader van de informatieverplichting op de weg van schuldenares had gelegen om, zeker in het licht van deze zitting te achterhalen waarom door haar ontvangen kinderopvangtoeslag destijds werd teruggevorderd en aannemelijk te maken dat het ontstaan en onbetaald laten van deze schulden niet aan haar te verwijten valt.
Ten aanzien van de sollicitatieverplichting constateert de rechtbank dat schuldenares tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 24 juli 2013 andermaal uitdrukkelijk is gewezen op haar sollicitatieverplichting. De pedagogisch gezinsbegeleidster van schuldenares heeft op 8 augustus 2013 aan de bewindvoerder gevraagd, in verband met de problemen binnen het gezin van schuldenares, of het akkoord is dat schuldenares een baan zoekt waarbij zij slechts tijdens de schooluren werkt. Zowel door de bewindvoerder als door de rechter-commissaris is, vanwege een miscommunicatie, helaas niet op dit verzoek gereageerd. Desondanks had schuldenares ervoor kunnen en moeten kiezen om in elk geval te solliciteren op vacatures waarbij zij tijdens de schooluren werkzaam zou zijn. Nu schuldenares in het geheel niet (aantoonbaar) heeft gesolliciteerd tijdens de schuldsaneringsregeling, terwijl zij zowel door de bewindvoerder als door de rechter-commissaris herhaaldelijk op haar sollicitatieverplichting is gewezen, moet worden geconcludeerd dat schuldenares is tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichting.
De rechtbank stelt tenslotte vast dat schuldenares een tweetal nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan. Schuldenares heeft niet aangetoond dat met de desbetreffende schuldeisers een dusdanige betalingsregeling is overeengekomen dat deze schulden vóór het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling zullen zijn voldaan. Evenmin heeft schuldenares aangeboden per omgaande contact met de schuldeisers op te nemen om alsnog te proberen een betalingsregeling te treffen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat schuldenares niet in staat is om aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
De rechtbank stelt het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vast conform het bepaalde in het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.015,73 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag, voor zover dit niet uit de boedel kan worden voldaan, ten laste van schuldenares.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J. van Spengen, voorzitter, W. Reinds en W.J. Roos-van Toor, rechters, en in aanwezigheid van A. Vervoorn, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.