ECLI:NL:RBROT:2015:1594

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
9 maart 2015
Zaaknummer
14-4503
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking uitwonendenbeurs studiefinanciering en woonsituatie eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van de uitwonendenbeurs voor studiefinanciering van eiseres. Eiseres, die een HBO-opleiding volgde aan de Hogeschool Rotterdam, ontving vanaf 1 april 2012 een basisbeurs en een aanvullende beurs. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder, heeft op basis van een controle op 2 december 2013 geconcludeerd dat eiseres niet op het gemeentelijke basisadres woonde. Dit leidde tot de herziening van haar studiefinanciering en de omzetting van een bedrag van € 4.626,48 aan te veel ontvangen studiefinanciering in een schuld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.

Tijdens de zitting op 3 februari 2015 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betwistte de bevindingen van de controleurs en stelde dat zij wel degelijk op het gba-adres woonde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres niet op het gba-adres woonde. De rechtbank baseerde haar oordeel op de inconsistenties in de verklaringen van eiseres en de hoofdbewoonster van het adres, alsook op de bevindingen van de controleurs. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden en de verklaringen niet voldoende bewijs boden voor het standpunt van eiseres.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 14/4503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.W.F. Jansen,
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,

gemachtigde: mr. F. Hummel.

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2014, gewijzigd bij besluit van 15 februari 2014, (de primaire besluiten) heeft verweerder het recht op studiefinanciering van eiseres herzien door intrekking van de uitwonendenbeurs vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 en een bedrag van € 4.626,48 aan te veel ontvangen studiefinanciering omgezet in een schuld.
Bij besluit van 17 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres volgt een HBO-opleiding aan de Hogeschool Rotterdam. Eiseres ontving vanaf 1 april 2012 een basisbeurs en een aanvullende beurs. Eiseres stond vanaf 21 juni 2006 tot en met 31 december 2013 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (gba), thans basisregistratie personen, op het adres [adres] te [woonplaats] . Namens verweerders Dienst Uitvoering Onderwijs is op 2 december 2013 door M. Durak en M. Bruntink een controle verricht naar de woonsituatie van eiseres. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapportage van 30 december 2013. Daarin is geconcludeerd dat eiseres niet op het gba-adres woonde. Op basis hiervan heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Op grond van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) wordt verstaan onder ‘uitwonende studerende’: de studerende die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5.
Op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 komt voor het normbedrag voor een uitwonende studerende in aanmerking de studerende die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de studerende woont op het adres waaronder hij in de gba staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de studerende is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de gba staat of staan ingeschreven.
Op grond van artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wsf 2000, voor zover van belang, vindt herziening plaats op grond van het feit dat te veel of te weinig studiefinanciering is toegekend.
Op grond van artikel 7.4, eerste lid, van de Wsf 2000, wordt, indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 7.1, eerste en tweede lid, of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, het bedrag van de basisbeurs of aanvullende beurs dat te veel is uitbetaald, door de betrokkene terugbetaald of met hem verrekend. Tevens vindt verrekening plaats van de bedragen, bedoeld in de artikelen 3.27, tweede lid, en 3.29, eerste lid.
Op grond van artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 vindt de herziening plaats met ingang van de dag waarop de studerende zijn laatste adreswijziging heeft doen inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Indien de ouders van de studerende of een van hen zich na de laatste adreswijziging, bedoeld in de vorige volzin, heeft doen inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op hetzelfde woonadres als de studerende, dan vindt de herziening plaats met ingang van de dag van deze inschrijving.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij wel woonde op het gba-adres. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 augustus 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2862, dient verweerder, om tot herziening te kunnen overgaan, aannemelijk te maken dat eiseres op 2 december 2013 niet op het gba-adres woonde. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarin geslaagd, waartoe de rechtbank het volgende overweegt.
3.1
De hoofdbewoonster van het gba-adres, de echtgenote van de oom van eiseres, heeft de onderzoekers op 2 december 2013 niet toegelaten tot de woning. Zij heeft verklaard dat eiseres haar kamer deelt met haar nichtje (de dochter van de hoofdbewoonster). De hoofdbewoonster heeft vervolgens op verzoek van de onderzoekers, met de tablet van één van de onderzoekers, twee foto’s genomen van de kamer die eiseres zou gebruiken, waarvan de eerste min of meer mislukt is. Op de tweede foto staan onder meer twee bedden, een bureau en een kussen. Volgens de hoofdbewoonster zou het bed met het witte dekbed en het rode kussen van eiseres zijn.
3.2
Na vertrek hebben de onderzoekers telefonisch contact opgenomen met eiseres. Eiseres heeft onder meer verklaard dat zij op weg was naar de kaakchirurg, dat zij haar kamer deelde met een nichtje, dat er twee bedden op de kamer staan, en verder een televisie en een bureau. Zij heeft verklaard in welk bed zij zou slapen, welke verklaring niet overeenkwam met de verklaring van de hoofdbewoonster. Vervolgens staat in de rapportage vermeld: “Wij vragen naar de kleur van haar bed. Dat weet studente niet. Zij heeft al jaren hetzelfde bed maar weet de kleur niet te noemen. Gevraagd naar de kleur van haar hoeslaken. Studente geeft aan vannacht nog te hebben geslapen in haar bed maar dat zij niet weet wat de kleur van haar matras is. Gevraagd wanneer wij mogen langskomen voor een controle. Studente geeft aan dat het niet kan omdat zij straks een dikke kaak heeft en niet kan praten en geeft aan dat wij een afspraak moeten maken.” Eiseres heeft in een latere reactie hierop aangegeven dat zij in een volle tram op weg was naar de kaakchirurg, dat zij haar best gedaan heeft de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden, maar dat zij niet in alle rust de vragen kon beantwoorden. Dat zou volgens eiseres ook de reden kunnen zijn waarom zij de kleur van haar bed niet wist te noemen.
3.3
Vast staat dat de hoofdbewoonster een ander bed heeft aangewezen als het bed van eiseres dan het bed dat volgens eiseres zelf van haar is. Dit betekent dat of eiseres zelf niet weet in welk bed zij zou slapen of dat de hoofdbewoonster niet zou weten in welk bed haar eigen dochter zou slapen. Daar komt bij dat eiseres niet de opvallende kleur van haar bed, te weten paars/roze, wist te reproduceren. Voorts oogt de kamer op de genomen foto niet als een studentenkamer. Onder deze omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiseres niet op het gba-adres woonde. De omstandigheid dat eiseres zich in een volle tram bevond toen zij door de rapporteurs bevraagd werd, verklaart niet het nog steeds bestaande verschil tussen de verklaringen van de hoofd-bewoonster en eiseres over de locatie van het bed en evenmin dat eiseres niet meer zou weten wat de opvallende kleur van haar bed was.
4. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van B. Simi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.