Overwegingen
1. Eiser woont op de percelen [perceelnummer] en [perceelnummer]. Deze twee percelen zijn van elkaar gescheiden door een scheisloot. [derde-belanghebbende] woont op perceel [perceelnummer] en heeft daarnaast perceel [perceelnummer] in eigendom. Perceel [perceelnummer] (eiser) en [perceelnummer] ([derde-belanghebbende]) zijn gescheiden door een scheisloot. In deze scheisloot mondt een ontwateringsbuis uit. Deze ontwateringsbuis verbindt de scheisloot met een vijver op het perceel van eiser. Eiser vangt het grond- en hemelwater op in een vijver op zijn perceel en voert dit water door de afwateringsbuis af naar de scheisloot. De ontwateringsbuis is bij benadering aangegeven met een grijze pijl op de onderstaande kaart. Het huis van eiser is bij benadering aangegeven met een vierkant en de vijver van eiser is bij benadering aangegeven met een zwarte pijl op de onderstaande kaart.
Eiser heeft op 26 september 2013 een handhavingsverzoek gedaan. Eiser heeft verweerder verzocht op te treden tegen het afdekken van de ontwateringsbuis en tegen het dempen van de sloot door[derde-belanghebbende]. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om handhavend optreden afgewezen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft in zijn reactie van 7 februari 2014 aan de bezwaarschriftencommissie van Schieland en de Krimpenerwaard (hierna: de bezwaarschriftencommissie) gesteld dat[derde-belanghebbende] de toegang tot de ontwateringsbuis heeft bemoeilijkt door het aanbrengen van met scheermesjes bedekt prikkeldraad. Verweerder bevestigt dat er een verbinding bestaat tussen de scheisloot en de vijver op het perceel van eiser. Het aanbrengen van puin en een tegel op de ontwateringsbuis heeft nagenoeg geen invloed op de bergingsfunctie van de scheisloot en heeft ook geen nadelige invloed op het watersysteem. Bij de laatste controle ter plaatste is gebleken dat de watergang door [derde-belanghebbende] te diep wordt uitgehaald. De slootkant aan zijn perceelkant breekt af.
Ter zitting heeft [deskundige] namens verweerder aangegeven dat er fouten zitten in de reactie van verweerder aan de bezwaarschriftencommissie van 7 februari 2014. Niet [derde-belanghebbende] heeft de toegang tot de ontwateringsbuis bemoeilijkt door het aanbrengen van met scheermesjes bedekt prikkeldraad, maar eiser. Door telkens te diep uithalen door [derde-belanghebbende], breekt niet de slootkant aan de zijde van [derde-belanghebbende] af, maar die aan de zijde van eisers perceel.
De bezwaarschriftencommissie heeft geadviseerd het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond te verklaren. De bezwaarschriftencommissie is van oordeel dat verweerder niet de nodige kennis over alle relevante feiten heeft vergaard. Bij de heroverweging van het primaire besluit moet gemotiveerd worden aangegeven waarom van handhaving wordt afgezien dan wel dient het besluit te worden herroepen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder zal niet overgaan tot handhavend optreden tegen het afdekken van de ontwateringsbuis, omdat de ontwateringsbuis geen onderdeel vormt van het waterstaatkundig systeem waar verweerder verantwoordelijkheid voor draagt. De ontwateringsbuis heeft geen functie bij het op peil houden van de scheisloot. Voorts zal verweerder niet overgaan tot handhavend optreden tegen het dempen van de watergang omdat van een recente demping niet is gebleken. Uit onderzoek van verweerder is gebleken, dat uit luchtfoto’s uit de periode 2005 tot en met 2012 niet blijkt van afkalving van het perceel van eiser of van een recente versmalling van de watergang.
Ten aanzien van het dempen van de watergang en het te diep uithalen
3. In artikel 4.1, eerste lid van de Keur van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (hierna: de Keur) staat dat het verboden is zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
werkzaamheden te verrichten;
werken of opgaande (hout)beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige (hout)beplantingen te verwijderen of aan te tasten;
vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben of te (be)houden; (…)
In de toelichting op dit artikel staat dat met dit artikel waterstaatswerken en zones worden beschermd. Het verbod in artikel 4.1 lid 1 aanhef en onder a, van de Keur betreft het verrichten van werkzaamheden. Onder werkzaamheden vallen o.a. aanleg-, bagger-, boor-, bouw-, graaf-, demping- herstel-, onderhoud-, plant- reparatie-, revisie-, sloop-, uitbreidings-, verbouw- en herbouwwerkzaamheden. Werkzaamheden zijn zowel werkzaamheden die tot doel hebben verandering te brengen in de staat van waterstaatswerken, als werkzaamheden die dat niet tot doel hebben maar waarvan onbedoeld effect is dat verandering wordt gebracht in de staat van die werken. Onder dit verbod valt bijvoorbeeld het dempen van een sloot.
4. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of er sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat[derde-belanghebbende] de slootkant te diep afgraaft waardoor het perceel van eiser afkalft. Voorts zou[derde-belanghebbende] de sloot dempen met de opgegraven grond (waardoor zijn perceel groter wordt).
De rechtbank stelt vast dat in de reactie aan de bezwaarschriftencommissie van 7 februari 2014 inderdaad staat dat de watergang door [derde-belanghebbende] te diep wordt uitgehaald. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar luchtfoto’s waaruit zou blijken, dat [derde-belanghebbende]de slootkant aan de zijde van eiser niet heeft laten afkalven of verlegd. Deze foto’s zijn echter niet bijgevoegd bij het bestreden besluit of overgelegd ter zitting.
Voorts hebben alle partijen ter zitting bevestigd dat in de kopse kant van de scheisloot al jarenlang materialen en puin liggen en dat zowel eiser als [derde-belanghebbende] deze materialen niet hebben verwijderd. In het bestreden besluit staat dat uit onderzoek is gebleken, dat er geen recente dempingen hebben plaatsgevonden.
Verder is onbekend gebleven wat het onderzoek precies heeft ingehouden dat verweerder naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft uitgevoerd. Verweerder heeft hiervan geen rapportage overgelegd en ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er ook geen rapportage is opgemaakt.
5. Tussen partijen is niet in geschil, dat er veel materiaal in de scheisloot ligt en dat verweerder heeft vastgesteld dat [derde-belanghebbende] de sloot te diep heeft uitgegraven. Naar het oordeel van de rechtbank zou hiermee sprake kunnen zijn van overtreding van wettelijke voorschriften, te weten van artikel 4.1 lid 1 aanhef en onder a en c, van de Keur. Verweerder heeft echter nagelaten deugdelijk te onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift en inzichtelijk te maken wat de resultaten van het door verweerder uitgevoerde onderzoek zijn.
De inhoud van de reactie van verweerder aan de bezwaarschriftencommissie van 7 februari 2014 en hetgeen vast is komen te staan tijdens de zitting, is niet in overeenstemming met het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat aan het bestreden besluit nog steeds de gebreken kleven zoals die door de bezwaarschriftencommissie zijn geconstateerd. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en genomen en in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Ten aanzien van het afdekken van de ontwateringsbuis
6. Voorts is in geschil, of verweerder handhavend had moeten optreden tegen het afdekken van het uiteinde van de ontwateringsbuis door [derde-belanghebbende]. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om handhavend optreden afgewezen, omdat de ontwateringsbuis niet van belang is voor aan- en afvoerfunctie van de watergang. Verweerder acht de ontwateringsbuis daarom niet van belang voor de waterhuishoudkundige functie van de watergang. In het bestreden besluit staat, dat verweerder niet zal optreden tegen het afdekken van de ontwateringsbuis, omdat de ontwateringsbuis geen onderdeel vormt van het waterstaatkundig systeem waar verweerder verantwoordelijkheid voor draagt. De ontwateringsbuis heeft geen functie bij het op peil houden van de scheisloot.
Eiser heeft ter zitting toegelicht, dat de ontwateringsbuis van wezenlijk belang is voor de afwatering van zijn perceel. Ook [derde-belanghebbende] stelt zich op het standpunt dat de ontwateringsbuis van wezenlijk belang is voor de door- en afvoer van water; door het water dat via de ontwateringsbuis wordt afgevoerd naar de scheisloot, heeft hij wateroverlast op het [perceelnummer].
7. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de ontwateringsbuis een verbinding vormt tussen de scheisloot en de vijver op het perceel van eiser, nu dit door alle partijen wordt bevestigd. Verweerder heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt, dat de ontwateringsbuis geen functie heeft bij het op peil houden van de scheisloot of bij de aan- en afvoerfunctie van de watergang. Verweerder heeft nagelaten om deugdelijk te onderzoeken of de ontwateringsbuis een functie heeft in de aan- en afvoer van water, terwijl zowel eiser als [derde-belanghebbende] stellen dat de ontwateringsbuis wel degelijk een functie heeft in de aan- en afvoer van water.
8.[derde-belanghebbende] heeft in zijn reactie op het beroepschrift onomwonden erkend, dat hij de ontwateringsbuis doelbewust heeft afgedekt met puin en een steen. Dit is een overtreding van artikel 3.6.2, eerste lid van de Keur onder a, waarin staat dat de onderhoudsplichtigen tot gewoon onderhoud van oppervlaktewaterlichamen zorg dragen voor het verwijderen van voorwerpen, materialen en stoffen die de af- en/of aanvoer en/of de berging van water hinderen of kunnen hinderen. Het bestreden besluit is op dit punt in strijd met de bepalingen van de Keur.
9. De conclusie is dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder zal ten aanzien van de afwijzing van beide verzoeken om handhaving, opnieuw op het bezwaar moeten beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van 487,- en wegingsfactor 1).